Thema B Schrijven: een alinea schrijven

Wat gaan we doen?

Lesdoel : alinea schrijven

1. Theorie 
2. woordweb maken in duo's
3. ieder apart een alinea schrijven over een gegeven onderwerp
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?

Lesdoel : alinea schrijven

1. Theorie 
2. woordweb maken in duo's
3. ieder apart een alinea schrijven over een gegeven onderwerp

Slide 1 - Tekstslide

tekst schrijven (4 lessen)
week 2: alinea schrijven
week 3: alinea schrijven
week 4: inleiding
week 5: slot + inleveren

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je over een alinea?
werkvorm: denken, delen uitwisselen

Slide 3 - Tekstslide

De meeste informatie in een tekst staat...
A
In de inleiding
B
C
In het middenstuk
D
In het slot

Slide 4 - Quizvraag

Een alinea schrijven
Een tekst wordt overzichtelijk als je hem verdeelt in alinea's.

Slide 5 - Tekstslide

Vergelijk de volgende twee afbeeldingen en beantwoord daarna de vraag.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn volgens jou de verschillen tussen de vorige twee afbeeldingen? Noem er minstens twee.

Slide 8 - Open vraag

Maar hoe schrijf je een goede alinea?
  • De belangrijkste informatie van de alinea zet je in de eerste zin, de kernzin.
  • Vraag je daarna af wat de lezer nog meer moet weten over dit onderwerp, die informatie zet je in de volgende zinnen.
  • Begin een nieuwe alinea als je over een nieuw deelonderwerp gaat schrijven.

Slide 9 - Tekstslide

voorbeeld kernzin
onderwerp; reizen
deelonderwerp: vliegreizen
kernzin;
1 Vliegreizen zijn vervuilend voor het milieu.
2 Vliegreizen zorgen voor meer vakantiegevoel.

Slide 10 - Tekstslide

Op welke plek in een alinea staat de Kernzin?
A
Aan het einde van een Alinea
B
In het midden van een alinea
C
Dat maakt niet uit.
D
Aan het begin van een alinea

Slide 11 - Quizvraag

Let op
  • Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
  • Binnen een alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door.

Op een nieuwe regel beginnen kan op twee manieren 

Slide 12 - Tekstslide

Door de regel niet door te laten lopen, maar na het laatste woord op de volgende regel door te gaan.
Door het gebruik van een witregel.

Slide 13 - Tekstslide

Waarom verdeel je een tekst in alinea's?

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag! opdracht 2 blz.150
Zie volgende pagina

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk voor volgende week
Jullie hebben allebei een alinea geschreven over een verschillend deelonderwerp van ongeveer 70-80 woorden.
Let op:
-Het allerbelangrijkste/ de kernzin staat in de eerste zin.
- De rest is uitleg met eventuele voorbeelden.
- Bewaar het woordweb goed!

Slide 17 - Tekstslide

Les 2

Slide 18 - Tekstslide

Feedback 
Je geeft nu feedback aan de ander. Dit doe je door middel van 2 rondes.

Slide 19 - Tekstslide

Ronde 1
1. Lees de alinea van je buurman/buurvrouw
-Markeer de kernzin
-Markeer de uitleg
- Markeer de voorbeelden
2. Is de eerste zin de kernzin? > bespreek dit met je buurman/buurvrouw.
3. Geef tips
Ronde 2
1. Zijn de hoofdletters goed geplaatst?
2. Zijn de leestekens goed geplaatst?
3. Zitten er spelfouten in?

Markeer alles waarvan jij denkt, dit kan anders.
Overleg met je buurman/buurvrouw.

Verbeter jouw alinea.


Slide 20 - Tekstslide

vervolg les 2
Schrijf allebei een tweede alinea over een nieuw deelonderwerp + feedback geven.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

les 3
Les 3: inleiding  en slot schrijven

Slide 23 - Tekstslide

Oprdracht bij de volgende dia
Noteer bij dia 1 en 2:
Lees je een inleiding of een slot?
Waaraan zie je dat?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Theorie inleiding (blz. 36)
De inleiding; het eerste deel van een tekst bestaat uit één of enkele alinea's.

De inleiding heeft 2 functies:
1. De aandacht van de lezer trekken. Je maakt hem nieuwsgierig naar de rest van de tekst (iets actueels vertellen of een anekdote vertellen)
2. Duidelijk maken wat het onderwerp van de tekst is; er worden bijvoorbeeld 1 of meerdere vragen gesteld, die verderop in de tekst wordt beantwoord.

Slide 27 - Tekstslide

De a andacht van de lezer trekken
Je trekt de aandacht van de lezer door:
1. iets uit de actualiteit:
Bijvoorbeeld: Een Zwitsers bedrijf maakte gisteren bekend dat het na tien jaar onderzoek gelukt is roze chocolade te produceren. Het is nu de vierde chocoladesoort naast de varianten puur, melk en wit.

Slide 28 - Tekstslide

Aandacht van de lezer trekken
Je trekt de aandacht van de lezer door:
1. een voorbeeld, zoals een kort verhaaltje (anekdote) of een eigen ervaring.
Bijvoorbeeld: Laatst droomde ik heel naar. Ik dreef helemaal alleen in de kolkende zee: hoge golven en geen mens te zien. Ik probeerde te zwemmen, maar ging steeds kopje-onder. Drijfnat werd ik wakker. Wat betekent zo'n droom.

Slide 29 - Tekstslide

onderwerp
Nadat je de aandacht van de lezer hebt getrokken, introduceer je het onderwerp. Dit doe je op een van de volgende manieren:
- Je stelt bijvoorbeeld een vraag of een aantal vragen en die worden later in de tekst beantwoord;

Slide 30 - Tekstslide

Theorie slot blz. 36
  1. In het slot geef je een conclusie, dat zie je aan de woorden dus en daarom. 
Je kan ook een samenvatting schrijven, dat zie je aan de woorden kortom, al met al.
Ook kan je een advies, een toekomstverwachting geven of weer aansluiten bij de inleiding/ terugblik.

Slide 31 - Tekstslide

Schrijf ieder apart een inleiding en een slot  (zie blz. 36 NN7)
Inleiding: ongeveer 100 woorden
1. De aandacht van de lezer trekken. Je maakt hem nieuwsgierig naar de rest van de tekst.
2. Daarna introduceer je het onderwerp.
 
slot: ongeveer 50  woorden
conclusie, samenvatting, terugblik naar de inleiding, vooruitzicht

Slide 32 - Tekstslide