Zakelijke e-mail: Kennisquiz + oefenen

Zakelijke e-mail schrijven

Kennisquiz + oefenen

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Zakelijke e-mail schrijven

Kennisquiz + oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • Terugblikken op de vorige les
  • Lesdoel bespreken
  • Kennisquiz
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les

Ik ken de regels (conventies) die horen 
bij het schrijven van een zakelijke e-mail en kan 
deze regels ook toepassen.

Slide 3 - Tekstslide

Conventies zakelijke e-mail
Aan:                                                   LET OP: Aan, CC, onderwerp
CC: 
BCC:                                                              moeten aan elkaar vast
Onderwerp:                                                    (zonder witregel)!
Aanhef
Inleiding                                                        Tussen de andere 
Kern                                                             conventies overal 
Afsluiting                                                       1 witregel er tussen!!
Slotformule
Je naam (voor- en achternaam)

Slide 4 - Tekstslide

Wie is de geadresseerde?
A
Degene aan wie je de e-mail stuurt.
B
Degene die de e-mail schrijft.

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste aanhef als je de geadresseerde niet kent
A
Geachte heer mevrouw,
B
Geachte heren en mevrouwen
C
Geachte heer, mevrouw,
D
Geachte heer/mevrouw,

Slide 6 - Quizvraag

Aanhef
Beste heer/mevrouw,
Geachte heer/mevrouw,
WEET JE EEN NAAM, DAN GEBRUIK JE DEZE NAAM
Bijvoorbeeld: Geachte mevrouw Jansen,

Slide 7 - Tekstslide

De eerste zin van de brief
begint met een hoofdletter, ja of nee?
A
Ja! Mijn naam is Linda Janssen en ik schrijf u deze e-mail omdat...
B
Nee! mijn naam is Linda Janssen en ik schrijf u deze e-mail omdat...

Slide 8 - Quizvraag

Weet jij eigenlijk wanneer je hoofdletters moet gebruiken?
A
JA
B
NEE

Slide 9 - Quizvraag

In de tekst van een zakelijke e-mail gebruik je geen alinea’s.
A
Waar: je schrijft alles achter elkaar zonder witregels.
B
Niet waar: je gebruikt 3 alinea’s: inleiding , kern en een afsluiting.
C
Niet waar: je gebruikt 2 alinea's: inleiding en kern

Slide 10 - Quizvraag

Tekstverbanden en signaalwoorden
Het is belangrijk dat je gebruik maakt van signaalwoorden om het tekstverband van de alinea's aan te geven.
Weet jij de tekstverbanden en de signaalwoorden nog? Leer ze uit je hoofd.

Slide 11 - Tekstslide

Leestekens
Het is belangrijk dat je leestekens gebruikt, zo is jouw tekst goed leesbaar.
Wanneer zet jij een komma? Wanneer zet jij een vraagteken, een dubbele punt of punt?

Slide 12 - Tekstslide

Kies de juiste schrijfwijze
voor de slotformule
A
Met Vriendelijke Groet,
B
Met vriendelijke groet,
C
Met vriendelijke groet
D
Met vriendelijke groeten,

Slide 13 - Quizvraag

In een zakelijke e-mail
gebruik je formele taal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

In een persoonlijke e-mail
gebruik je informele taal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste slotgroet:
A
Met vriendelijke groet Naam Achternaam
B
Met vriendelijke groet, Naam
C
Met vriendelijke groet, Naam Achternaam

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed / niet goed?
Geachte mevrouw Westerhof,

Ik stuur u deze mail omdat ik de griep heb. 

Ik vind het erg vervelend dat ik vandaag niet bij u les aanwezig kan zijn. 
Kunt u mij vertellen wat voor gevolgen dit voor mij heeft?

Ik hoop op uw begrip en ik hoop van u te horen. 

Met vriendelijke groet,
De leerling

Slide 17 - Tekstslide

Conventies zakelijke e-mail
  • Aan                                             > Waar moeten de witregels???
  • CC:
  • Onderwerp
  • Aanhef
  • Inleiding
  • Kern
  • Afsluiting
  • Slotgroet
  • Jouw naam

Slide 18 - Tekstslide

Samenvatting
  • Typ een correct onderwerp
  • Typ een correcte aanhef en denk aan de komma
  • In de eerste alinea stel je je voor en beschrijf je waarom je de email hebt gestuurd (inleiding) > Mijn naam is ... en ik schrijf u deze e-mail omdat .....
  • In de kern geef je meer informatie en stel je je vragen 
  • In het slot vertel je kort wat je graag zou willen
  • Formuleer een nette slotgroet en denk aan de komma
  • Onder de slotgroet typ je jouw naam en achternaam

Slide 19 - Tekstslide

Nog een keer oefenen
Maak de opdracht Brugklaskamp.

Slide 20 - Tekstslide