Schrijven 1 Blink

Schrijven 1
Voorbereiding en oefenen voor de toets.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijven 1
Voorbereiding en oefenen voor de toets.

Slide 1 - Tekstslide

Voorbereiden en oefenen
Deze Lesson-Up gaat over Schrijven 1, les 1 tot en met 7. 
We kijken terug en oefenen op wat jullie moeten weten voor de toets.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe word je een betere schrijver? (2 antwoorden)
A
Door veel te oefenen
B
Door je teksten nooit te verbeteren
C
Door te denken dat schrijven niet belangrijk is
D
Door te weten hoe een goede tekst er uitziet

Slide 3 - Quizvraag

Wat kun je in een whatsapp wel doen, maar in een zakelijke e-mail niet?
A
Woorden afkorten/straattaal
B
Geen hoofdletters, komma's of punten gebruiken
C
Geen inleiding, kern en slot gebruiken
D
Niet letten op je spelling

Slide 4 - Quizvraag

Werkwoordspelling
Waarom is foutloze werkwoordspelling belangrijk? Uit onderzoek is gebleken dat het goed is om te weten waarom je iets moet leren. Daarom wil ik je graag uitleggen dat het heel belangrijk is dat je foutloos leert spellen. Dat geldt niet alleen voor de werkwoorden, maar voor alle woorden. Spel- en grammaticale fouten worden namelijk bij zakelijke schrijfsituaties zwaar aangerekend. Bij bijvoorbeeld een sollicitatiebrief komt het erg slordig over als er fouten in staan. Je maakt geen positieve indruk! En dat is juist wat je wel wilt. 





Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Naast de slechte indruk die je achterlaat, hebben spel- en grammaticale fouten ook invloed op jouw geloofwaardigheid.
Nu lijkt solliciteren voor jou misschien nog ver weg.
Maar je hebt wel te maken met werkstukken of presentaties. Als je bijvoorbeeld een PowerPointpresentatie maakt en er staat een fout in de werkwoordspelling, staat dat slordig. Het zal jouw cijfer ook (negatief) beïnvloeden.

Slide 6 - Tekstslide

Jij (worden) de beste in schrijven.
A
word
B
wort
C
wordt

Slide 7 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?
Je maakt van de zin een vraagzin.
Je zoekt het onderwerp van de zin.
Je zet de zin in meervoud of enkelvoud.
Je zoekt het voltooid deelwoord in de zin.
Je zet de zin in de tegenwoordige of verleden tijd.

Slide 8 - Sleepvraag

Gisteren heb ik een voetbalwedstrijd (spelen).
A
Gespeeld
B
Gespeelt

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de pv in deze zin?
Ik fiets dus voorlopig niet langs het zwembad naar school.
A
fiets
B
voorlopig
C
langs
D
zwembad

Slide 10 - Quizvraag

Goede tekst?
Zet in de volgende sleepvraag de kenmerken van een goede tekst in de goede volgorde.

Slide 11 - Tekstslide

Goede zinnen.
Goede inhoud.
Goede lay-out.
Goede toon.
Goede opbouw.
Goede spelling.

Slide 12 - Sleepvraag

Hoeveel WH-vragen weet je? Schrijf ze op.

Slide 13 - Open vraag

Waar gebruik je WH-vragen voor?
A
Om een verhaal aan je vrienden te vertellen
B
Om een reden te hebben om een verhaal te schrijven
C
Om een zo compleet mogelijk verhaal te schrijven
D
Daarom

Slide 14 - Quizvraag

Feedback
Wat is feedback? Als je feedback geeft, dan geef je een reactie op iemands werk met de bedoeling het te verbeteren.

Slide 15 - Tekstslide

Feedback geven
Feedback ontvangen
Heeft te maken met de taak
Is leerzaam voor de ontvanger
Bepaal zelf wat je met de feedback doet
Gaat over wat je hoort en ziet (niet over hoe iemand is)
Sta open voor feedback
Vertrouw erop dat de ander jou wil helpen
Is direct, maar wel vriendelijk

Slide 16 - Sleepvraag

Teksten herschrijven
Een tekst is bijna nooit in één keer goed, daarom moet je hem na het schrijven altijd nog een paar keer verbeteren. Je begint dan bij een eerste versie, dan een tweede enzovoorts, tot de tekst helemaal goed en naar je zin is.
In de volgende slides een paar vragen over het verbeteren van een tekst.

Slide 17 - Tekstslide

Waar let je als eerste op, als je je eerste versie gaat herschrijven? (2 antwoorden)
A
Lay-out: hoe ziet de tekst eruit met plaatjes?
B
Zinnen: zijn de zinnen goed leesbaar en kloppen ze?
C
Inhoud: snap ik waar het over gaat?
D
Opbouw: heeft de tekst een inleiding, kern en slot?

Slide 18 - Quizvraag

In welke tekst is het niet zo belangrijk als er een spelfout in zit?
A
Nieuwsbericht
B
Eigen aantekeningen
C
Reclameposter
D
Werkstuk

Slide 19 - Quizvraag

In welke tekst is het wel belangrijk of er een spelfout in zit?
A
Tekst op de muur van een openbaar toilet
B
Whatsapp bericht
C
Sollicitatiebrief
D
Bericht op Snapchat

Slide 20 - Quizvraag

Heb je nog een vraag over wat je moet leren voor de toets?

Slide 21 - Open vraag