Paragraaf 5: over gedichten

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Paragraaf 5: over gedichten

Spanning

Je leert stijlfiguren en beeldspraak herkennen en begrijpen.

Gedichten

Workshop volgende week

Boek uitzoeken

Nederlands

Cursus 3 paragraaf 5

Opdracht

Hebben we alle doelen behaald?

Afmaken opdrachten

Lesdoelen

Je leert stijlfiguren en beeldspraak herkennen en begrijpen.

Even terug naar de vorige les...

Je krijgt een wisbordje...

De docent stelt een vraag, jij schrijft het antwoord op je wisbordje en houdt deze omhoog als je klaar bent met schrijven

Vraag 1:

Welke 2 soorten spanning ken je?

Vraag 2

Hoe zorgt een schrijver voor spanning in het verhaal? Schrijf zo veel mogelijk dingen op!

Vraag 3

Welke soort spanning zat er in jouw laatst gelezen boek?

Nieuw boek kiezen

1. zo snel mogelijk (deadline volgende week vrijdag in bezit want dan leesuur)

2. uitlezen voor januari (na de kerstvakantie opdracht inleveren)

3. eisen:

- C-boek

- niet eerder gelezen schrijver

- niet eerder gelezen boek

Workshop volgende week

Wie? Mustafa Stitou

Wat? Workshop poëzie

Wanneer? Woensdag 

2e uur: 2A en 2B

3e uur: 2C en 2D

Hoe identificeren we poëzie? 

Beeldspraak

= je zegt op een figuurlijke manier (niet letterlijk) wat je bedoelt.

Ik neem het met een korrel zout.

Vormen van beelspraak

- vergelijking

- uitdrukking

- personificatie

Vergelijking

Bij een vergelijking vergelijk je twee
dingen (object en beeld) met elkaar.

Voorbeelden van vergelijkingen

Hij (object) is zo rood als een kreeft (beeld) geworden door de zon.

Hij wordt vergeleken met een kreeft

Jouw kamer(object) lijkt wel een zwijnenstal (beeld).

Jouw kamer wordt vergeleken met een zwijnenstal.

Uitdrukkingen

spreekwoorden en gezegdes

bijvoorbeeld > lachen als een boer met kiespijn

> er als een haas vandoor gaan

Personificatie

Met een personificatie geef je een
menselijke eigenschap aan

iets dat geen mens is.

Voorbeelden personificatie

Zachtjes fluisteren de bomen haar naam.

Bomen kunnen niet fluisteren, dat is een menselijke eigenschap.

Soms lacht de toekomst je toe.

De
toekomst kan niet lachen, dat is een menselijke eigenschap.

Soms
lacht de toekomst je toe.

De
toekomst kan niet lachen, dat is een menselijke eigenschap.

1. Vergelijking = object wordt vergeleken met een beeld. Er is een overeenkomst.

voorbeeld:

Mijn buurman (object) is een boom (beeld) van een kerel.

=

www.hetklokhuis.nl

Papier is geduldig

1. vergelijking
2. uitdrukking
3. personificatie

Laurens is zo sloom als een slak.

1. vergelijking
2. uitdrukking
3. personificatie

hoge bomen vangen veel wind.

1. Vergelijking
2. Personificatie
3. uitdrukking

Vragen?

Aan het werk

Cursus 3 paragraaf 5

Oneven opdrachten

Klaar? Werk laten zien en nakijken.

Hebben we alle doelen behaald?

Je leert stijlfiguren en beeldspraak herkennen en begrijpen.

Wat is nog moeilijk?

Wat gaat al goed?