1.5 + 1.6

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesplan
  • Leerdoelen vorige les
  • Nieuwe leerdoelen
  • Voereters
  • Dieren voeren 

Slide 2 - Tekstslide

Plenda!
Opdracht 1 t/m 7 van les 3
+
Opdracht 1 t/m 5 van les 4
+
Begrippen

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les
  • Je weet wat exterieur betekent
  • Je kunt het uiterlijk van een dier beoordelen
  • Je kunt vertellen wat de afkorting GHROKA betekent
  • Je kunt een signalement maken van een dier   

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan de juiste hoeveelheid voer en water geven aan een dier
  •  Je kan voer en waterbakjes/flesjes schoonmaken
  • Je weet waarom voer en water van belang is
  • Je kunt de verschillende soorten voereters benoemen
  • Je kunt uitleggen waarom je met voeren rekening houdt met het weer 

Slide 5 - Tekstslide

  • Je kunt de 2 verschillende diervoeren onderscheiden
  • Je kunt vertellen waarom deze 2 diervoeren verschillend zijn
  • Je kunt uitleggen wat een rantsoen is
  • Je weet hoe je verschillende voedingsstoffen moet wegen & meten

Slide 6 - Tekstslide

De toets komt er aan!
Hierna nog 1 les en dan heb je de eerste diertoets!
Voor deze toets leer je:
  • Les 1 t/m 4 van je online boek
  • Je aantekeningen
  • Je begrippenlijst

Vragen? Moet je nog hanteren? Loop langs!

Slide 7 - Tekstslide

Voereters
  • 3 verschillende voereters
  • Herbivoor  = planteneter
  • Carnivoor = vleeseter
  • Omnivoor = alleseter
  • Allemaal hun eigen gebit 

Slide 8 - Tekstslide

Herbivoor

Slide 9 - Woordweb

Carnivoor

Slide 10 - Woordweb

Omnivoor

Slide 11 - Woordweb

Dieren voeren
  • Elke dag voer en vers water
  • Water is belangrijker dan voer
  •  Controleer hoe het met je dier gaat
  • Controleer het verblijf van je dier
  • Opruimen nadat je klaar bent
  • Selectief eten

Slide 12 - Tekstslide

Waarom is water belangrijker dan voer?
A
Een dier drinkt graag water
B
Een dier kan langer zonder eten dan zonder water
C
Een dier zwemt graag in zijn waterbakje
D
Een dier wil altijd drinken bij zijn eten

Slide 13 - Quizvraag

Wat controleer je als een dier voer en water geeft?

Slide 14 - Open vraag

2 soorten diervoer
  • Ruwvoer 
  •  Ruwvoer komt van het land (hooi, gras, luzerne)
  • Hier wordt niks aan toegevoegd, daarom het het ruwvoer
  • Bevat veel vezels, alleen planten &  alleseters krijgen dit

  • Krachtvoer 
  • Krachtvoer komt uit de voerfabriek (brokjes, blikvoer)
  • Hier worden vitamines & mineralen aan toegevoegd
  • Alles wat een dier nodig heeft, kan hier in gestopt worden.
  • Elk dier, soms elk ras heeft zijn eigen brokjes
  • Krachtvoer komt voor in nat of droogvoer. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Aan ruwvoer kun je vitamines en mineralen toevoegen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van krachtvoer

Slide 18 - Open vraag

Rantsoen
  • Hoeveelheid en soort voer dat een dier krijgt, aangepast op de behoefte van het dier
  • Om deze te maken moet je weten wat een dier doet op een dag
  • Kan via tabellen of een computersysteem
  • Rantsoen is vaak meerdere voersoorten. 
  • Cavia krijgt brokjes, hooi en wortels
  • Pony's krijgen muesli en hooi
  • Je moet altijd kijken naar eiwit & energie dat jou dier nodig heeft.
  • Voor gezelschapsdieren kun je vaak op de zak kijken
  • Voor productiedieren kun je een tabel aflezen 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wegen & meten
  • Je moet voor een rantsoen verschillende voedingsmiddelen wegen
  • Deze zijn niet allemaal hetzelfde
  • Belangrijk is hierbij dat je dit rijtje kent: 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Voer berekenen
  • Voer wordt altijd per KG/LG uitgerekend
  • KG = kilogram
  • LG = lichaamsgewicht
  • Dus we rekenen per kilogram lichaamsgewicht uit 

Slide 24 - Tekstslide

Hoe?
Voorbeeld!
Hond Pluis weegt 3 kilo
Per kilo lichaamgewicht, krijgt hij 45 gram brokken
3 (lichaamgewicht) x 45 (gram brokjes) = 135 gram per dag

Slide 25 - Tekstslide

Voer berekenen!
Kat Felix weegt 1 kilo, per kilo lichaamsgewicht krijgt hij 30 gram brokjes. Hoeveel gram moet Felix krijgen?
A
25 gram
B
30 gram
C
40 gram
D
3 gram

Slide 26 - Quizvraag

Voer berekenen!
Konijn Sir Pluizenbal weegt 1.8 kilo. Per kilo lichaamsgewicht moet hij 22 gram brokjes krijgen. Hoeveel gram brokjes heeft Sir Pluizenbal nodig per dag? SCHRIJF JE BEREKENING OP

Slide 27 - Open vraag

Begrippen
  • Herbivoor
  • Carnivoor
  • Omnivoor
  • Selectief eten 
  • Rantsoen
  • Ruwvoer
  • Krachtvoer
  • KG
  • LG

Slide 28 - Tekstslide

Opdrachten
Opdracht 1 t/m 7 van les 3
+
Opdracht 1 t/m 5 van les 4
Begrippen

Klaar? Laat het zien!

Slide 29 - Tekstslide