In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat moet je aan het eind van de les Kennen en Kunnen
Hoe maak je elektrische energie?
Wat heb je nodig om elektrische energie te maken?
Wat is een turbine, een generator, een dynamo, een spoel?
Wat is het verschil tussen een kerncentrale en en een verbrandingscentrale?
Wat is het rendement?
Hoe bereken je het rendement?
Slide 2 - Tekstslide
Wat weet je van energie?
Slide 3 - Woordweb
De vorige les, wat moet je kennen en kunnen
Wat voor verschillende vormen van energie bestaan er.
Wat is chemische energie?
Wat doen we met chemische energie?
Wat is een fossiele brandstof?
Welke fossiele brandstoffen zijn er?
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Uitrekenen van het rendement (leesbaretekst)
(Nuttige energie : totale energie) x 100 % = Rendement
De energie (nuttig of totaal) kan gegeven zijn als vermogen (in Watt) of als energie (in Joule)
Het antwoord moet in % zijn
Het antwoord kan nooit groter zijn dan 100 %.
(Tip: De totale energie is altijd het grootste getal en de nuttige energie is altijd het kleinste getal).
Slide 11 - Tekstslide
Quizvragen
Zit klaar met je laptop of je telefoon.
Heb je rekenmachine bij de hand (rekenvragen 20 seconden)
Voor de volgende vragen krijg je 10 seconden per antwoord.
Lees snel en geef snel en goed antwoord.
Slide 12 - Tekstslide
Hoe heet de opgeslagen energie in een brandstof?
A
Chemische energie
B
Verbrandingsenergie
C
Brandstof energie
D
Elektrische energie
Slide 13 - Quizvraag
Om elektrische energie te maken heb je twee dingen nodig. Welke twee dingen heb je nodig?
A
Brandstof en een magneet
B
Een magneet en een spoel
C
Een spoel en een stroomdraad
D
Een spoel en een molen
Slide 14 - Quizvraag
Wat moet er gebeuren met de magneet om elektrische stroom te maken in de spoel?
A
De magneet moet er zijn
B
De magneet moet vast zitten aan een molen
C
De magneet moet bewegen (bijv. draaien)
D
De magneet moet een elektromagneet worden
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het rendement?
A
Het hard lopen van iemand die aan het dementeren is
B
De totale hoeveelheid energie die gebruikt wordt
C
Het percentage van de energie die verlies is
D
Het percentage van de energie die nuttig wordt gebruikt
Slide 16 - Quizvraag
Een elektriciteitscentrale kan bij het verbranden van een brandstof 2 MJ aan elektrische energie leveren. Diezelfde hoeveelheid brandstof heeft een verbrandingswaarde van 6 MJ. Hoeveel energie wordt nuttig gebruikt?
A
2 MJ
B
6 MJ
C
4 MJ
D
8 MJ
Slide 17 - Quizvraag
phet.colorado.edu
Slide 18 - Link
Huiswerk
Maken opdracht 3 en 4 over paragraaf 3.1.
Deze opdracht krijg je op een stencil en moet aan het eind van de les ingeleverd worden.
Als je klaar bent kun je verder gaan met de digitale opdrachten van de methode.
Slide 19 - Tekstslide
Wat heb je geleerd (wat moet je kennen en kunnen)
Hoe maak je elektrische energie?
Wat heb je nodig om elektrische energie te maken?
Wat is een turbine, een generator, een dynamo, een spoel?
Wat is het verschil tussen een kerncentrale en en een verbrandingscentrale?