WP 2 + 6, les 2

Vandaag

-Inchecken & successen delen!
-Vragen?
- keuzedelen
- LOB opdrachten periode 1.2


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Vandaag

-Inchecken & successen delen!
-Vragen?
- keuzedelen
- LOB opdrachten periode 1.2


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit je hier vandaag?
A
B
C

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Keuzedelen
Vorige week uitleg gegeven, zijn er nog vragen?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LOB opdrachten periode 1.2
1. Kenmerken
2. Motivatie
3. Werkplek > 2 december heeft iedereen een foto en verteld er kort iets over
Maak een foto op je werk van iets dat nieuw voor je is, wat je verbaasd, wat je mooi vindt of wat je om welke reden dan ook met anderen in je klas wilt delen. 
Waarom heb je gekozen voor deze foto? 
Wat zegt deze foto over je werk?  


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie kan een voorbeeld geven uit van een zorgvrager die zich niet goed kan uiten?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Communicatie via de app is een vorm van non verbale communicatie
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Bij non-verbale communicatie zet je andere middelen in. Vaak wordt gedacht aan lichaamstaal: de gezichtsuitdrukking van iemand tijdens een gesprek (zoals glimlachen of fronsen), de arm- en handbewegingen die hij maakt, en de houding die hij aanneemt.
Maar non-verbale communicatie bestaat ook uit tekens en symbolen. Denk bijvoorbeeld aan muziekschrift, emoticons in een bericht, of iconen in een voorlichtingsfolder. Ook kun je je zonder woorden uiten door beelden te gebruiken, zoals tekeningen of foto’s. (bron learnbeat)

Slide 10 - Tekstslide

Een sensorische verwerkingsstoornis is een verstoorde verwerking van prikkels in de hersenen.
Dysartrie is een stoornis van de articulatiespieren. De zorgvrager kan zijn spieren niet meer goed aansturen, waardoor hij niet goed meer kan spreken.
Dysartrie kan veroorzaakt worden door spasticiteit, een verlamming of een coördinatieprobleem. De zorgvrager kan hierdoor minder goed verstaanbaar worden of soms helemaal niet meer spreken. Als iemand helemaal niet meer kan spreken door problemen met de spieren, is er sprake van anartrie.

Spraakapraxie is een motorische programmeerstoornis van het spreken die ontstaan is door hersenschade.

Een zorgvrager met afasie heeft hersenletsel waardoor hij de taal niet meer goed kan gebruiken. Zowel het spreken als het begrijpen, het lezen of het schrijven kan verstoord zijn.
De vorm en de ernst van de aandoening is afhankelijk van de plaats en de uitgebreidheid van het hersenletsel, het taalvermogen vóór het hersenletsel en iemands persoonlijkheid.

Slide 11 - Tekstslide

Een zorgvrager met lage gezondheidsvaardigheden is niet goed in staat om informatie over gezondheid te verkrijgen, begrijpen, beoordelen en gebruiken. Dat maakt het lastig om beslissingen te nemen over zijn gezondheid.

Laaggeletterden zijn vaak onzeker. Ze schamen zich en proberen te verbergen dat ze laaggeletterd zijn. Het is dus niet altijd meteen duidelijk dat iemand laaggeletterd is.
Dat kan voor problemen zorgen. Bedenk maar eens hoeveel informatie je via teksten krijgt, zoals informatiefolders, bijsluiters, afsprakenkaarten en e-mails.
Je kunt een laaggeletterde zorgvrager vaak ook herkennen aan het feit dat hij therapieontrouw is. Dit gebeurt er als iemand therapieontrouw is:
Vragenlijsten worden niet ingevuld.
Medicijnen worden verkeerd gebruikt.
Symptomen blijven bestaan ondanks de behandeling.
Medicijnen worden niet besteld via herhaalrecepten.

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Er is één vorm van afasie?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

sommige mensen met afasie kunnen taal wel goed begrijpen, maar kunnen zichzelf niet goed meer uiten (doordat zij de woorden niet kunnen vinden of geen zinnen meer kunnen bouwen). Andere mensen praten juist veel, maar zeggen onbegrijpelijke dingen. Zij begrijpen de taal vaak ook minder goed.
Er zijn verschillende soorten afasie:
afasie van Broca
afasie van Wernicke
amnestische afasie
globale afasie
Mensen met afasie kunnen problemen ervaren in :
spreken - begrijpen - lezen - schrijven
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kan je benoemen wat dit filmpje voor jou betekent in je rol als leerling VZ IG?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de video ‘Wat is afasie?
Geef aan welke technieken de interviewer gebruikt om de zorgvrager te stimuleren om te gaan spreken.
A
pogingen om spreken aan te moedigen
B
vragen stellen die met ja of nee beantwoord kunnen worden
C
controleren of de zorgvrager echt zegt wat hij bedoeld
D
de zorgvrager vrager om iets te tekenen of schrijven om zich beter te uiten

Slide 20 - Quizvraag

De interviewer moedigt pogingen om te spreken aan, ook als de zorgvrager het even niet meer weet. Verder stelt hij veel gesloten vragen die de zorgvrager met ‘ja’ of ‘nee’ kan beantwoorden. Hij controleert of de zorgvrager zegt wat hij bedoelt door de antwoorden af en toe te herhalen. De zorgvrager zegt dan ‘ja.’ Bron (learnbeat)
Wat kan de interviewer nog meer doen om de zorgvrager te stimuleren om te gaan spreken?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Een zorgvrager met lage gezondheidsvaardigheden is niet goed in staat om informatie over gezondheid te verkrijgen, begrijpen, beoordelen en gebruiken. Dat maakt het lastig om beslissingen te nemen over zijn gezondheid.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindopdracht 5
Je maakt een groepje van 2 á 3 studenten en gezamenlijk kiezen jullie een taal- of spraakstoornis.

Je maakt hierover voorlichtingsmateriaal en je kijkt welke hulpmiddelen er bij deze taal- of spraakstoornis gebruikt kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan APPs of symbolen etc.
Dit doe je in overleg met je docent zodat er diverse stoornissen aanbod komen. 
Jullie kiezen zelf de vorm, bijvoorbeeld een folder, een video of een animatie. 
Kies de taal- of spraakstoornis waarover de voorlichting gaat. Kies uit: 
dysartrie 
spraakapraxie 
sensorische verwerkingsstoornis 
afasie van Broca 
afasie van Wernicke 
laaggeletterdheid 
taalbarrière  













Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies