week 48

       Welcome
Week 48
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

       Welcome
Week 48

Slide 1 - Tekstslide

PTD Unit 3 and 4
PTD periode 2

Slide 2 - Tekstslide

Learninggoals for today
  • I can use words to describe groceries and                                     words for in the kitchen
  • I can talk about food
  • I can use some and any
  • I can use the plurals

Leerdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Which food do you eat when
you're sick?

Slide 4 - Woordweb

Which food do you eat
when you are
at the cinema?

Slide 5 - Woordweb

Which food do you eat when
you are
at a birthday party?

Slide 6 - Woordweb

Which food do you eat
in summer?

Slide 7 - Woordweb

Which food do you eat
in one bite?

Slide 8 - Woordweb

Theme words- pictionary
I can use words to describe groceries and words for in the kitchen
Page 178

Slide 9 - Tekstslide

some - any
I can use some and any in a sentence

Slide 10 - Tekstslide

Grammar Some and any
 some = enkele/wat  ---> positieve zin
                                                          I need some eggs.
                                                          He has some sweets for you. 
any = enkele/helemaal geen ---> negatieve zin en vragen
                                                                  She doesn't have any crisps. 
                                                                              Do you have any sugar? 

I can use some and any in a sentence
Als je zeker weet dat het antwoord "ja"zal zijn dan gebruik je some. Can I have some water, please?

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn de basis regels voor Some & Any?
Some
Any
Positieve zinnen
Negatieve zinnen
Vragen 
Vragen waarbij je weet dat het antwoord ja is.

Slide 12 - Sleepvraag

Match the following definitions of when to use Some / Any
We use this in positive sentences.
We use this in negative sentences. (not/never)
We use this in a question when you expect the answer is yes.
We use this normally in questions.

Slide 13 - Sleepvraag

Can you get me ...          coffee?
Susan didn't make              mistakes
He hasn't got              time.
We need               bananas. 
Do you have              pets?
some
any
some
some
some
any
any
some
any
any

Slide 14 - Sleepvraag

Run for your life!

Slide 15 - Tekstslide

Sarah doesn't have ------ siblings.

Slide 16 - Tekstslide

 ------ students knew the answer to the teacher's question.

Slide 17 - Tekstslide

 Waiter, can I have ------ tea, please? 

Slide 18 - Tekstslide

 Is there ------ sugar in this kitchen, or are we all out?

Slide 19 - Tekstslide

 I don't have ------ lunch with me today.

Slide 20 - Tekstslide

 We need------ .help with this difficult task.

Slide 21 - Tekstslide

My parents always have------ 
ice-cream in the freezer.

Slide 22 - Tekstslide

Plurals
I can use plurals

Slide 23 - Tekstslide

Plural

De meeste vormen eindigen in het meervoud op -s

parent - parents
star - stars
friend - friends
Plural

Eindigt een woord  op -sis klank (s,x,z,ch,sh), dan komt er -es achter.

watch - watches
dish - dishes
box - boxes

Slide 24 - Tekstslide

Plural

Eindigt het woord op een medeklinker +o dan krijgt het in  het meervoud ook een  -es erachter
hero - heroes
tomato - tomatoes
echo - echoes
Plural

Eindigt een woord  op -f of -fe , dan eindigt het meervoud op
 -ves.

shelf - shelves
dwarf - dwarves
knife - knives

Slide 25 - Tekstslide

Plural

Eindigt het woord op een medeklinker +y dan eindigt het het meervoud op  -ies in plaats van -ys
party - parties
baby - babies
puppy - puppies
Plural

Sommige woorden volgen niet de regels. Je moet deze uit je hoofd leren.
mouse- mice
photo - photos
man - men       woman- women
foot- feet

Slide 26 - Tekstslide

Plural

Sommige woorden blijven in het meervoud hetzelfde als in het enkelvoud.
one fish- two fish
one sheep - two sheep

Slide 27 - Tekstslide

Plurals (= meervoud):
What is the plural of taxi?
A
taxies
B
taxi's
C
taxis
D
taxie's

Slide 28 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of tomato?
A
tomatos
B
tomaten
C
tomato's
D
tomatoes

Slide 29 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of
hobby?
A
hobby's
B
hobbys
C
hobbies
D
hobby

Slide 30 - Quizvraag

Plural (=meervoud):
What is the plural of hero?
A
heroes
B
hero's
C
heros
D
held

Slide 31 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of shoe?
A
shoe
B
shoes
C
schoenen
D
shoos

Slide 32 - Quizvraag

Plural (= meervoud):
What is the plural of baby?
A
babys
B
baby's
C
babies
D
babyes

Slide 33 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural knife?
A
knife's
B
knifes
C
knives
D
kniven

Slide 34 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of
woman?
A
women
B
womans
C
women's
D
woman's

Slide 35 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of
watch?
A
watchs
B
watches
C
watch's
D
watchis

Slide 36 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of mouse?
A
mouses
B
mice
C
mices
D
mouse's

Slide 37 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of
elf?
A
elfs
B
elvs
C
elfes
D
elves

Slide 38 - Quizvraag

Plurals (= meervoud): What is the plural of
wolf?
A
wolves
B
wolfs
C
wolvs
D
wolfes

Slide 39 - Quizvraag

Plurals (=meervoud): What is the plural of bus?
A
buss
B
busses
C
buses
D
buse's

Slide 40 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of puppy?
A
puppies
B
puppy's
C
puppys
D
puppen

Slide 41 - Quizvraag

Get to work
Unit 3
P 140-141 ex. 3-5
P 144-145 ex 11 -12
P 146-147 ex 14-16
P 156-158 ex. 31-32
I can use words to describe groceries and words for in the kitchen

Slide 42 - Tekstslide