a) Bij een zuivere stof heb je te maken met puur en alleen die stof. Een mengsel is opgebouwd uit twee of meer zuivere stoffen.
b) Een zuivere stof is opgebouwd uit één soort moleculen. Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen.
Slide 5 - Tekstslide
1
c)
Slide 6 - Tekstslide
1
d) Bij een homogeen mengsel zijn de verschillende bestanddelen in het mengsel gelijkmatig verdeeld en niet meer van elkaar te onderscheiden. Bij een heterogeen mengsel kun je de verschillende bestanddelen nog wel onderscheiden, bijvoorbeeld met een microscoop.
e) Bij een homogeen mengsel zijn de moleculen van de opgeloste stof los van elkaar en bevinden zich volledig tussen de moleculen van het oplosmiddel in.Bij een heterogeen mengsel zijn de moleculen van de verschillende zuivere stoffen niet op molecuulniveau gemengd. Moleculen van één en dezelfde stof bevinden zich in grote groepen bij elkaar en vormen nog kleine korreltjes of druppeltjes.
Slide 7 - Tekstslide
4
a) Uit het diagram blijkt dat tijdens de faseovergangen de temperatuur niet constant blijft, maar licht toeneemt. Er is dan ook sprake van een smelttraject en een kooktraject dus het is een mengsel.
b) Een mengsel bestaat uit twee of meer zuivere stoffen. Op microniveau heb je dan meerdere soorten moleculen door elkaar heen. De aantrekkingskrachten tussen deze verschillende soorten moleculen zijn niet even groot. Bij een faseovergang zullen deze moleculen elkaar bij verschillende temperaturen loslaten. Dat resulteert bij een mengsel in een smelttraject in plaats van in een smeltpunt.
Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen en dan zijn deze krachten wel even groot. Dus heeft een zuivere stof een smeltpunt en geen smelttraject.
Slide 8 - Tekstslide
5
Slide 9 - Tekstslide
6
a) Door het mengsel stevig te schudden, verspreid je de olie in kleine druppeltjes door het water heen. Er ontstaat een emulsie.
b) De dichtheid van olie is lager dan de dichtheid van water.
Slide 10 - Tekstslide
9
Slide 11 - Tekstslide
11
a) azijnzuurmoleculen
b) Azijnzuur en water zijn allebei vloeistoffen. Tafelazijn is helder. Dat betekent dus dat tafelazijn een oplossing is. Een oplossing is een voorbeeld van een homogeen mengsel. Dus is tafelazijn een homogeen mengsel.
Slide 12 - Tekstslide
Les 1.3 Zuivere stoffen en mengsels
Slide 13 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt op micro- en macroniveau uitleggen wat zuivere stoffen en wat mengsels zijn.
Je kunt smelt- en kookdiagrammen van mengsels op microniveau verklaren.
Je kunt op micro- en macroniveau het verschil uitleggen tussen homogene en heterogene mengsels.
Je kunt een aantal mengsels op macro- en microniveau beschrijven.
Je kunt berekeningen uitvoeren aan de samenstelling van mengsels: massa%, volume% en gram per liter.
Slide 14 - Tekstslide
Rekenen aan mengsels
Gehalte: hoeveelheid van een stof of bestanddeel dat aanwezig is in een mengsel
Massapercentage:
Zorg altijd dat de eenheden hetzelfde zijn!
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeeldopdracht 1
Een reep pure chocola van 0,25 kg bevat 160 g cacao.
Bereken het massapercentage cacao in deze reep chocola.
Slide 16 - Tekstslide
Antwoord voorbeeldopdracht 1
Een reep pure chocola van 0,25 kg bevat 160 g cacao.
Bereken het massapercentage cacao in deze reep chocola.
0,25 kg = 250 g
Slide 17 - Tekstslide
Rekenen aan mengsels
Massapercentage:
Volumepercentage:
Slide 18 - Tekstslide
Voorbeeldopdracht 2
Lucht is een mengsel van gassen en bestaat vooral uit stikstof en zuurstof. Het volumepercentage zuurstof in lucht is 21,0%.
Bereken het volume zuurstof in mL in 2,00 L lucht.
Slide 19 - Tekstslide
Antwoord voorbeeldopdracht 2
Lucht is een mengsel van gassen en bestaat vooral uit stikstof en zuurstof. Het volumepercentage zuurstof in lucht is 21,0%.
Bereken het volume zuurstof in mL in 2,00 L lucht.
2,00 : 100 x 21% = 0,420 L
0,240 L = 240 mL
Slide 20 - Tekstslide
Rekenen aan mengsels
Massapercentage:
Volumepercentage:
Gehalte:
Slide 21 - Tekstslide
Voorbeeldopdracht 3
Een flesje sportdrank met een inhoud van 330 mL bevat 21 g opgeloste suikers.
Bereken het gehalte aan suikers in g/L in deze sportdrank.
Slide 22 - Tekstslide
Antwoord voorbeeldopdracht 3
Een flesje sportdrank met een inhoud van 330 mL bevat 21 g opgeloste suikers.
Bereken het gehalte aan suikers in g/L in deze sportdrank.
a) De aanwijzing ‘schudden voor gebruik’ duidt erop dat de ingrediënten niet gelijkmatig zijn verdeeld over de inhoud van de fles. De smoothie is dus een heterogeen mengsel.