week 2.8 Engels schrijven present en continuous

English
week 2.8
writing
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

English
week 2.8
writing

Slide 1 - Tekstslide

aims
after today's lesson
- you are ready to do the writing test

Slide 2 - Tekstslide

programme
1. writing test next week
2. present and continuous
3. questions

Slide 3 - Tekstslide

writing test next week
during the lesson
log in in Teams
switch on camera 
hand in test before end of lesson on Cum Laude

Slide 4 - Tekstslide

Present and continuous

Slide 5 - Woordweb

-ing form - use
- actions happening now
Hurry up, the taxi is waiting.
- changes 'as we speak'
Harry has been very ill, but he is getting better now.
- describing pictures
In the painting, Mary is holding her baby

Slide 6 - Tekstslide

-ing-form - how
to be + verb-ing
he is waiting

Slide 7 - Tekstslide

present simple - use
- facts
Janice lives in London.
- habits, routines, schedules:
I have lunch at 12 every day.
English class starts at half past 5 (5.30 p.m.)
- descibe a book, a play or a film
The story starts in Madrid. The man goes from there...

Slide 8 - Tekstslide

present simple - how
verb
I have / We wait
he, she it: verb-s
Janice lives

Slide 9 - Tekstslide

wordorder

Slide 10 - Woordweb

wordorder
SVO-language
Subject - Verb - Object
I (S) buy (V) a car (O)
I (S) could have bought (V) a car (O)

Slide 11 - Tekstslide

wordorder
object: meewerkend voorwerp/lijdend voorwerp
mv: aan of voor wie je iets doet
lv: wat je doet

Slide 12 - Tekstslide

wordorder
object: meewerkend voorwerp/lijdend voorwerp
mv: aan of voor wie je iets doet
lv: wat je doet
Ik kocht een bos bloemen voor mijn vrouw

Slide 13 - Tekstslide

wordorder
object: meewerkend voorwerp/lijdend voorwerp
mv: aan of voor wie je iets doet
lv: wat je doet
Ik kocht een bos bloemen voor mijn vrouw
een bos bloemen = lv
voor mijn vrouw = mv

Slide 14 - Tekstslide

wordorder
object: meewerkend voorwerp/lijdend voorwerp
mv: aan of voor wie je iets doet (indirect object)
lv: wat je doet (direct object)
Ik kocht een bos bloemen voor mijn vrouw
een bos bloemen = lv
voor mijn vrouw = mv
I bought my wife a bunch of flowers

Slide 15 - Tekstslide

wordorder
Subject - Verb - Indirect Object - Direct Object
I (S) bought (V) my wife (IO) a bunch of flowers (DO)
She (S) made (V) me (IO) a cake (DO)
The hospital (S) didn't offer (V) her (IO) the job (DO)
but:
She (S) made (V) a cake (DO) for me (IO)
The hospital (S) didn't offer (V) the job (DO) to her (IO)

Slide 16 - Tekstslide

wordorder
I bought my wife a bunch of flowers
-> how - where - when?

Slide 17 - Tekstslide

wordorder
I bought my wife a bunch of flowers
-> how - where - when?

- how: with great pleasure
- where: at the florist's
- when: yesterday

Slide 18 - Tekstslide

wordorder
I bought my wife a bunch of flowers
-> how - where - when?

at the end of the sentence

Slide 19 - Tekstslide

wordorder
I bought my wife a bunch of flowers
-> how - where - when?

at the end of the sentence:

I bought my wife a bunch of flowers with great pleasure at the florist's yesterday

Slide 20 - Tekstslide

wordorder
subject- verb - object - where - when
or:
wie doet wat waar wanneer

Slide 21 - Tekstslide

questions?

Slide 22 - Tekstslide