Taal thema 7, groep 4

Taal Thema 7 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Taal Thema 7 

Slide 1 - Tekstslide

Welke rol hoeft niks te zeggen in een film?
A
De bijrol
B
De hoofdrol
C
De figurant

Slide 2 - Quizvraag

Wat is grijnzen?

A
Huilen
B
Boos kijken
C
Lachen
D
Bang kijken

Slide 3 - Quizvraag

De .... probeert stiekem van alles te weten te komen.
Welk woord moet op de puntjes staan?
A
De spion
B
De meester
C
De hoofdrol
D
De juf

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Maak met deze zinsdelen een nieuwe goede zin:

Roos / is / boos / op Amber.

Slide 6 - Open vraag

Maak met deze zinsdelen een nieuwe goede zin:

Rutger / schrijft/ zijn naam / op het papier.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

werkwoord
wie?
wat?
waar?
wanneer?
Lotte
tekent
een boom
aan tafel
nu

Slide 9 - Sleepvraag

werkwoord
wie?
wat?
waar?
wanneer?
Straks
zingt
een lied
op school
Jasper

Slide 10 - Sleepvraag

Wat doet een regisseur?
A
Spelen in een film
B
De film opnemen met een camera
C
Stunts uitvoeren
D
Leiding geven bij het maken van een film

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een affiche?
A
Een camera
B
Een poster
C
Een stunt
D
Een trailer

Slide 12 - Quizvraag

Er zijn veel mensen bij elkaar. Het is een groot ....
A
Gezelschap
B
Dankzij
C
Vaart
D
Trailer

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide


Maak de zin af:
Denk aan lw, bijv nw, zelfst. nw
De jongen plukt ....

Slide 15 - Open vraag


Maak de zin af:
Denk aan lw, bijv nw, zelfst. nw
Daar hangt ....

Slide 16 - Open vraag


Maak de zin af:
Denk aan lw, bijv nw, zelfst. nw
Het eet...

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Welk woord is het voorzetsel?
De kat zit op de vensterbank.
A
Kat
B
Op
C
De
D
Vensterbank

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord is het voorzetsel?
De jongen staat voor de kast.
A
De
B
jongen
C
staat
D
voor

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord is het voorzetsel?
Naast de mand ligt een bal.
A
Naast
B
de
C
mand
D
bal

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord is het voorzetsel?
De bloem groeit in het gras.

Slide 22 - Open vraag

Welk woord is het voorzetsel?
Onder de kast ligt een biljet van 20 euro.

Slide 23 - Open vraag

De lampen hangen boven aan het plafond.

Hangen is het voorzetsel

Slide 24 - Poll

Achter de bergen schijnt de zon.

Achter is het voorzetsel

Slide 25 - Poll

Een gebouw waar je toneelstukken, ballet en andere voorstellingen kunt zien.
A
De galerie
B
De schouwburg
C
Het museum

Slide 26 - Quizvraag

Wat is eigenaardig?
A
Raar
B
Leuk
C
Warm
D
Koud

Slide 27 - Quizvraag

Wat zie je op het plaatje?
A
De scène
B
Overdrijven
C
Het ballet

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video