Als de druppel op kleinere hoogte is aangekomen heeft hij langer kunnen versnellen en is de snelheid dus groter geworden.
Daardoor is de luchtweerstandskracht groter geworden.
Volgens Fres = Fz – Fw,L wordt de resulterende kracht dan kleiner.
Volgens a = Fres / m wordt de versnelling dan inderdaad ook kleiner.
Slide 17 - Tekstslide
Antwoord 67 a,b
De horizontale component is 2,9 cm
Fspan,h = 2,9 × 100 = 2,9·102 N.
De verticale component is 2,0 cm
Fspan,v = 2,0 × 100 = 2,0·102 N.
Slide 18 - Tekstslide
Antwoord 67 c
De snelheid van de slee verandert niet, dus geldt de eerste wet van Newton.
In horizontale richting moeten de
krachten elkaar dus opheffen. In horizontale richting werken alleen Fspan,h naar rechts en Fw naar links. Deze twee krachten moeten dus even groot zijn:
Fw = Fspan,h = 2,9·102 N
Slide 19 - Tekstslide
Antwoord 67 d
Ook in verticale richting moeten de krachten elkaar opheffen. De zwaartekracht werkt omlaag en de normaalkracht en de verticale component van de spankracht werken omhoog, dus:
Fz = Fspan,v + Fn.
Fz = m · g = 47 × 9,81 = 461 N
Fn = Fz – Fspan,v
= 461 − 200 = 261 = 2,6·102 N
Slide 20 - Tekstslide
Hoofdstuk 3
Wat is er belangrijk?
Wat is er niet belangrijk?
Wat mag je overslaan?
Welke opdrachten zijn het best om mee te oefenen?
Slide 21 - Tekstslide
3.1 Krachten in
soort
NIET leren:
- blz 80 vanaf "spierkracht en veerkracht"
- voorbeeld 1 en 2
Belangrijkste opdrachten: 7 en 9
vector
normaalkracht
schuifwrijvingskracht
rolweerstandskracht
luchtweerstandskracht
Fz=m⋅g
Slide 22 - Tekstslide
3.2 Krachten
samenstellen
Leer of parallellogrammethode
of kop-staartmethode, niet beide.
Belangrijkste opdrachten: 22 en 25
krachten langs een lijn
parallellogram-methode
krachten loodrecht op elkaar:
Fres=√((F1)2+(F2)2)
Slide 23 - Tekstslide
3.3 Krachten
ontbinden
Theorie: alles.
Extra aandacht: krachten bij een
helling (blz 91).
Belangrijkste opdrachten: 32 en 36
ontbinden in componenten
krachten verticaal en horizontaal
krachten bij een helling
Slide 24 - Tekstslide
3.4 Krachten bij
constante
snelheid
Theorie: alles.
Extra aandacht: voorbeeld 5 (p96).
Belangrijkste opdrachten: 45 en 46
eerste wet
van Newton
Slide 25 - Tekstslide
3.5 Krachten bij
versnellen of
vertragen
Theorie: alles.
Belangrijkste opdrachten: 57 en 61
tweede wet
van Newton
vrije val
val met weerstand
Slide 26 - Tekstslide
Maak het werkblad
timer
1:00
Slide 27 - Tekstslide
Vector
Aangrijpingspunt
Richting
Grootte
Zwaartekracht
Normaalkracht
Slide 28 - Tekstslide
Rolwrijvingskracht Schuifwrijvingskracht
Luchtwrijvingskracht
Slide 29 - Tekstslide
De krachten bij elkaar op te tellen.
De krachten van elkaar af te trekken.
De stelling van Pythagoras
Fres=√((F1)2+(F2)2)
parallellogram
Slide 30 - Tekstslide
Laat alle krachten in hetzelfde punt aangrijpen
Kies een schaal voor de tekening, of leidt deze af.
Teken een hulplijn evenwijdig aan F1 door de punt van F2.
Teken een hulplijn evenwijdig aan F2 door de punt van F1.
Teken Fres vanaf het aangrijpingspunt naar het kruispunt van de twee hulplijnen.
Meet deze op, en vermenigvuldig met de schaal.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Teken de werklijnen in de richting waarin je wilt ontbinden, door het aangrijpingspunt van de krachten
Teken een hulplijn evenwijdig aan de ene werklijn, door de punt van de vector.
Teken een hulplijn evenwijdig aan de andere werklijn, door de punt van de vector.
Teken de componenten vanaf het aangrijpingspunt, naar waar de hulplijnen en werklijnen elkaar kruisen.
Slide 33 - Tekstslide
Fw
FN
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Op voorwerpen die stilstaan of met constante snelheid bewegen werkt geen resulterende kracht; alle krachten heffen elkaar op.
Slide 36 - Tekstslide
Als er op een voorwerp een resulterende kracht werkt, dan zal het voorwerp versnellen als de resulterende kracht in de richting van de beweging is, en vertragen als de resulterende kracht tegen de richting van de beweging in is.