Thema 2 Schoolblocks leerjaar 1 Verslaving

Verslavingen 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvmbo b, k, t, havo, vwoLeerroute VBLeerroute VKLeerroute VTLeerroute H

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Verslavingen 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verslavingen ken je?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke kenmerken van verslaving heb je in dit filmpje gezien?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar?
A
Drugs zijn altijd illegaal
B
Je kunt drugs overal kopen als je 18 jaar bent
C
In Nederland mag je alle drugs op zak hebben.
D
Drugs hebben invloed op de werking van je hersenen.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn drugs? 
Drugs zijn middelen die gebruikt worden om een fijn gevoel te krijgen. 
klik op het icoontje voor uitleg.

Ze beinvloeden voornamelijk je hersenen.

Drugs kunnen ook gevaarlijk zijn. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloed van drugs
De invloed van drugs is afhankelijk van 4 dingen:

1. De hoeveelheid die je inneemt.
2. Hoe je je op dat moment voelt.
3. De omgeving.
4. De soort drugs die je gebruikt.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloed
Drugs kunnen op verschillende manieren invloed hebben:

Stimulerend
Verdovend
 Bewustzijns veranderend

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stimulerend
- je hartslag gaat omhoog
- je wordt actiever
- spieren spannen zich aan
- bloeddruk gaat omhoog

we noemen dit UPPERS 
(cocaine, amfetamine, tabak, koffie)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdovend
Deze middelen werken kalmerend. 
Je wordt er rustiger van. 
Ademhaling en hartslag gaan omlaag. 

we noemen deze drugs DOWNERS
(heroine, GHB, alcohol, slaapmiddelen)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verandering van bewustzijn
Sommige middelen hebben invloed op je bewustzijn. 
Het bewustzijn neemt dingen waar. 
Deze drugs zorgen ervoor dat je dingen anders waarneemt. 

Dit soort drugs noemen we TRIPPERS
(denk aan LSD, Hasj, wiet, paddo's)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 mogelijke gemoedstoestanden
1: High. Dan ben je opgewekt en energiek/fantasierijk
2: Stoned. Dan ben je loom en ontspannen
3: Flippen, of ''bad trip''. Dan ben je ziek of angstig.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind jij van het gebruik van lachgas?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sta je achter een verbod op het gebruik van lachgas? waarom wel? waarom niet?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het gebruik van lachgas verboden? 

Met ingang van 1 januari 2023 is lachgas op lijst II van de Opiumwet geplaatst en is het lachgasverbod ingegaan. Het is vanaf 1 januari 2023 verboden om lachgas voor recreatief gebruik binnen Nederland te vervoeren, te verkopen, te produceren of in bezit te hebben.
Wat is de wettelijke status van lachgas? - Drugs en Uitgaanhttps://www.drugsenuitgaan.nl 

Slide 17 - Tekstslide

Het door het vorige kabinet aangekondigde verbod op lachgas is opnieuw vertraagd en gaat nu op zijn vroegst 1 januari 2023. Dan komt lachgas op lijst II van de Opiumwet. Dat betekent dat de handel, het bezit en de productie van lachgas voor recreatief gebruik vanaf dan verboden zijn.
Wat is de wettelijke status van lachgas? - Drugs en Uitgaanhttps://www.drugsenuitgaan.nl 
Hoe noem je stimulerende middelen ook wel?
A
harddrugs
B
partydrugs
C
tripdrugs

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is hallucineren?
A
dingen zien of horen die er niet echt zijn
B
veel praten
C
diep nadenken
D
het kweken van wiet

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar?
A
Drugs zijn altijd illegaal
B
Je kunt drugs overal kopen als je 18 jaar bent
C
In Nederland mag je alle drugs op zak hebben.
D
drugs hebben invloed op de werking van je hersenen.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Al je gewoontes samen noem je:
A
genotmiddel
B
leefstijl
C
verslaving

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Een effect van alcohol op de korte termijn is
A
een kater
B
verslaving
C
lichamelijke afhankelijkheid

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jeffrey is verslaafd aan een genotmiddel. Zijn behoefte aan het middel is zo groot,
dat hij moet klappertanden en begint te zweten. Wat voor verslaving heeft Jeffrey?

A
een geestelijke verslaving
B
een lichamelijke verslaving
C
een sociale verslaving

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verslaving en gedrag
Verslaving heeft met je eigen gedrag te maken.
Ben je er gevoelig voor om iets te proberen?
Ben je nieuwsgierig?
Durf je risico's te nemen?
Allemaal dingen die een rol spelen bij het gebruik van genotsmiddelen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie
De volgende dia heeft te maken met reflectie.
Dit is het goed nadenken over je eigen gedrag.


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit is de laatste vraag. Wat is het belangrijkste wat je nu hebt geleerd?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De introductie opdracht verslavingen 
  • Je gaat in een tweetal een poster maken over verslavingen 
Het doel is om je leeftijdsgenoten te overtuigen dat het gebruik van een bepaalde stof (maak samen een keuze) niet goed is voor de persoon die het gebruikt. 
  • Bedenk hiervoor goede argumenten/redenen. (minimaal drie)
  • Je maakt de poster op papier of op de laptop 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Richtlijnen vervolg 
  • Jullie maken een poster over een bepaalde verslaving.
  • Overtuig je publiek met korte teksten.
  • Gebruik afbeeldingen die helpen de boodschap over te brengen.
  • Overleg met de docenten wanneer je er niet uitkomt. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies