Economisch bekeken - H1.2 De schoenenwinkel (K) en H1.1 Verkoopprijzen en brutowinst (B)


1.2 De schoenenwinkel (K) /1.3 De kledingwinkel (K)
1.1 Verkoopprijzen en brutowinst (B) /1.2 Bedrijfskosten en nettowinst (B)
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


1.2 De schoenenwinkel (K) /1.3 De kledingwinkel (K)
1.1 Verkoopprijzen en brutowinst (B) /1.2 Bedrijfskosten en nettowinst (B)

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Gatentekst
De economie van een land bestaat uit verschillende sectoren.
De 1) _______ levert openbare diensten zoals onderwijs en gezondheidszorg. Tegenover de collectieve sector staat de 2) _______, waar bedrijven winst nastreven. In deze sector hebben we de 3) _______ (landbouw en grondstoffen), de 4) _______ (productie) en de 5) _______ (dienstverlening, zoals winkels en restaurants). De collectieve sector, de overheid wordt ook wel de 6) _______ genoemd. Deze sectoren werken samen en gebruiken 7) _______ zoals kapitaal, arbeid en natuur om goederen en diensten te produceren. Mensen die arbeid verrichten kunnen witwerken of zwartwerken. Mensen die
8) _______
betalen belasting en sociale premies. Mensen die
9) _______
betalen geen belasting en sociale premies.
Vul in in de tekst!
  • Productiefactoren
  • Secundaire Sector
  • Zwart werken
  • Primaire sector
  • Wit werken
  • Collectieve sector
  • Particuliere sector
  • Quartaire sector
  • Tertiaire sector

Slide 3 - Tekstslide

Gatentekst
De economie van een land bestaat uit verschillende sectoren.
De COLLECTIEVE SECTOR levert openbare diensten zoals onderwijs en gezondheidszorg. Tegenover de collectieve sector staat de PARTICULIERE SECTOR, waar bedrijven winst nastreven. In deze sector hebben we de PRIMAIRE SECTOR (landbouw en grondstoffen), de SECUNDAIRE SECTOR (productie) en de TERTIAIRE SECTOR (dienstverlening, zoals winkels en restaurants). De collectieve sector, de overheid wordt ook wel de QUARTAIRE SECTOR genoemd. Deze sectoren werken samen en gebruiken PRODUCTIEFACTOREN zoals kapitaal, arbeid en natuur om goederen en diensten te produceren. Mensen die arbeid verrichten kunnen wit werken of zwart werken. Mensen die WIT WERKEN betalen belasting en sociale premies. Mensen die ZWART WERKEN betalen geen belasting en sociale premies.

Slide 4 - Tekstslide


1.2 De schoenenwinkel (K) /1.3 De kledingwinkel (K)
1.1 Verkoopprijzen en brutowinst (B) /1.2 Bedrijfskosten en nettowinst (B)

Slide 5 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • de verkoopprijs berekenen, inclusief en exclusief btw.
  • uitleggen wat btw, de consumentenprijs en de winkelprijs zijn.
  • de omzet, inkoopwaarde en brutowinst berekenen.
  • de verschillende bedrijfskosten benoemen en uitleggen waarvoor de
      kosten worden gemaakt.
  • Ik kan uitleggen wat de nettowinst is en de nettowinst berekenen.
Wat gaan we leren?
  • Ik kan uitleggen wat de kostprijs is en de kostprijs berekenen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video



  • Verkoopprijs = netto verkoopprijs  = verkoopprijs exclusief btw
  • Consumentenprijs = bruto verkoopprijs = verkoopprijs inclusief btw
Verkoopprijs en consumentenprijs

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

  • Omzet (verkoopopbrengst in een
     periode)

  • Inkoopwaarde 
  • Omzet - inkoopwaarde =
     brutowinst
  • Bedrijfskosten
  • Brutowinst - bedrijfskosten =
     nettowinst
Het stappenplan OIBKN

Slide 10 - Tekstslide




Het bedrijf Sneakerhero uit Dokkum heeft in oktober een omzet gemaakt van € 60.000,-. De sneakers zijn ingekocht voor € 30.000,-. Verder heeft het bedrijf ook bedrijfskosten, zoals huur, personeelskosten, energie en verzekeringen. Deze waren in oktober
€ 17.500,-.

Vraag: Wat is de brutowinst en nettowinst van Sneakerhero Dokkum?



Omzet                 € 60.000,-           
Inkoopwaarde   € 30.000,-            Brutowinst          € 30.000,-          (Bedrijfs)Kosten € 17.500,- Nettowinst          € 12.500,-

De brutowinst is € 30.000,- en de nettowinst is € 12.500,-





Voorbeeld

Slide 11 - Tekstslide

VRAGEN?

Slide 12 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  • Basis: Maak de opgaven 1 t/m 27 op bladzijde 8 t/m
     10 en opgaven  1 t/m 29 op bladzijde 12 t/m 14  van
     werkboek 4A. 
     Kader: Maak de opgaven 1 t/m 16 op bladzijde 12 t/m
     15 en opgaven 1 t/m 15 op bladzijde 17 t/m 19 van
     werkboek 4A.
  • Klaar? Dan heb je geen huiswerk voor de volgende les!






timer
7:00
Rood = Zelfstandig en stil werken. 
Geel = Fluisteren en overleggen toegestaan
Groen = Praten

Slide 13 - Tekstslide

Reken uit!
  • De volgende gegevens komen uit de boekhouding van Snackbar 't Hoekje:
    - Omzet    € 135.000,-
    - Inkoopwaarde    € 45.000,-
    - Bedrijfskosten    € 98.000,-

  • Vraag: Bereken de nettowinst of het nettoverlies van dat jaar. Noteer je
     berekening.

  • Antwoord: Omzet - inkoopwaarde = brutowinst
     € 135.000,- - € 45.000,- = € 90.000,-
     Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst
     € 90.000,- - € 98.000,- = - € 8.000,-. De snackbar heeft een verlies van € 8.000,-.




Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Basis: Maak de opgaven 1 t/m 27 op   bladzijde 8 t/m 10 en opgaven 1 t/m 29 op
     bladzijde 12 t/m 14 van werkboek 4A. 

  • Kader: Maak de opgaven 1 t/m 16 op
     bladzijde 12 t/m 15 en opgaven 1 t/m 15 op
     bladzijde 17 t/m 19 van werkboek 4A.

Huiswerk

Slide 15 - Tekstslide

Bedankt en fijne dag!

Slide 16 - Tekstslide