2H2 H6 par 5

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

H6 par 5 - Elektrische energie

Pak je boek en schrift alvast op tafel

Deze les:

1. Huiswerk vorige controleren + nakijken
2. Quiz 
3. Lezen deel 6.5
4. Uitleg vermogen + oefening
5. Huiswerk maken

Huiswerk vorige les

Maken opdrachten:

40-41-44-46-48-52

Leg je schrift alvast open s.v.p. 

Elektriciteitsverbruik meten

De energiemeter ( kWh-meter) telt altijd verder. Het begint niet elk jaar op 0. Daarom moet je het elektriciteitsverbruik berekenen. 

Hoeveel is Ben dit jaar kwijt aan energiekosten?

Gegeven:

- aan het begin van het jaar staat de meter op 62 195  kWh

- aan het eind van het jaar staat de meter op 63 865 kWh

- Eén kWh is €0,79

Brand ontstaat door...

1. Lekstroom
2. Kortsluiting
3. Te grote stroom op een draad
4. Randaarde

Zet de onderdelen van een meterkast op de juiste volgorde van hoog naar laag

Zekering

Groep

Aardlekschakelaar

Hoofdkabel

Energie meter

Hoeveel Volt (V) staat er in Nederland op het elektriciteitsnetwerk?

1. 230
2. 240
3. 250
4. 115

Hoe werkt kortsluiting?

Hoeveel Volt wordt er gemeten bij lampje A?

1. 1,5
2. 3,0
3. 4,5
4. 6,0

Hoeveel Ampère wordt er gemeten bij de stroommeter?

1. 1,2
2. 0,4
3. 0,8
4. 1,6

Naar de meterkast van de school

Nergens aan komen in de meterkast!

Samenvatting (schrijf over)

Het energie verbruik door apparaten is het 1 ........ De eenheid wordt uitgedrukt in 2 ........ Dit staat voor de 3 ........ wordt gebruikt. Energie wordt uitgedrukt in Joule (J), dus 1 W = 4 .....

Hoeveel energie een apparaat gebruikt hangt af van de 5 ....... Hoe langer hij aanstaat, hoe meer energie hij verbruikt. Daar hoort de formule E (J) = 6 .......  bij.

Samenvatting (schrijf over)

Het energie verbruik door apparaten is het 1. vermogen (P). De eenheid wordt uitgedrukt in 2. Watt (W). Dit staat voor de 3. energie die per seconde wordt gebruikt. Energie wordt uitgedrukt in Joule (J), dus 4. 1 W = 1 J per seconde = 1 J/s

Hoeveel energie is een apparaat gebruikt hangt af van de 5. tijd dat hij aanstaat. Hoe langer hij aanstaat, hoe meer energie hij verbruikt. Daar hoort de formule 6. E (J) = P (W) x t (s) bij.

Oefen opgave

Een koelbox met een vermogen van 60 W staat 1 uur aan. Bereken hoeveel Joule (J) energie de koelkast gebruikt.

Gegeven: P = 60 W       tijd = 1 uur

Gevraagd: E = ?

Formule: ...

Berekening: ...

Antwoord: ...

Oefen opgave

Een koelbox met een vermogen van 60 W staat 1 uur aan. Bereken hoeveel Joule (J) energie de koelkast gebruikt.

Gegeven: P = 60 W       tijd = 1 uur

Gevraagd: E = ?

Formule: E = P x t

Berekening: 1 uur = 60 min = 3600 seconden. E = 60 x 3600 = 216 000 J

Antwoord: 216 000 Joule energie is gebruikt. 

Oefen opgave

Een gloeilampje staat 24 uur aan en gebruikt 259 200 J. Wat is het vermogen?

Gegeven: E = 259 200 J      tijd = uur

Gevraagd: P = ?

Formule: ...

Berekening: ...

Antwoord: ...

Oefen opgave

Een gloeilampje staat 24 uur aan en gebruikt 259 200 J. Wat is het vermogen?

Gegeven: E = 259 200 J      tijd = uur

Gevraagd: P = ?

Formule: E = P x t  -->  P = E / t 

Berekening: t = 24 uur x 60 x 60 = 86 400 seconden. P = 259 200 / 86 400 = 3 

Antwoord: Het vermogen van het gloeilampje is 3 W (j/s). 

Huiswerk

Maken opdrachten:

par 5: 56-57-60-64 

Volgende les controle!