AT2 - T5: BS5 evolutietheorie

De evolutietheorie

2 vwo
Basisstof 5
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De evolutietheorie

2 vwo
Basisstof 5

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Herhalen
Uitleg
Aan de slag! + extra uitleg

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein
A
cel-celkern-DNA-chromosoom-gen
B
cel-celkern-chromosoom-gen-DNA
C
cel-celkern-chromosoom-DNA-gen
D
cel-celkern-DNA-gen-chromosoom

Slide 3 - Quizvraag

Heeft een vlo hetzelfde fenotype als de pop waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
hetzelfde fenotype en genotype
D
verschillende genotype en fenotype

Slide 4 - Quizvraag

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 5 - Quizvraag

Fenotype is...(1)... en genotype is..(2)....
A
1. verschijningsvormen 2. de genen
B
1. de genen 2. verschijningsvormen

Slide 6 - Quizvraag

Welke uitspraak over genotype en fenotype klopt het best?
A
Het fenotype komt voort uit het genotype.
B
Het genotype komt voort uit het fenotype.
C
Het fenotype komt voort uit het genotype en milieuinvloeden.

Slide 7 - Quizvraag

Waar in de cel bevinden zich de chromosomen?
A
In het cytoplasma.
B
In de celkern.
C
In het DNA.

Slide 8 - Quizvraag

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van de bevruchting.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Een jongen (XY) zegt dat hij het X chromosoom van zijn moeder (XX) heeft en de Y van zijn vader (XY). Klopt dat?
A
Ja, de vader bepaalt het geslacht
B
Nee, het kan van allebei zijn. De vader heeft ook een X chromosoom.

Slide 10 - Quizvraag

Ontstaat het fenotype alleen door het genotype ?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Dit zijn de
chromosomen
van een meisje
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kunt de evolutietheorie beschrijven met de begrippen natuurlijke selectie en survival of the fittest. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Check in duo
-Eerst individueel in stilte
-Daarna samen bespreken
-Klassikaal bespreken

Slide 15 - Tekstslide

Evolutie
  • Verschillen in genotypen door mutaties --> ontstaan allelen --> genetische variatie

  • Selectie = organismen met gunstige eigenschappen overleven dus meer kans op voortplanting

  • Survival of the fittest = Organismen die beter kunnen overleven, kunnen zich voortplanten. 

  • ZEG NOOIT DAT EEN ORGANISME ZICH AANPAST 
  • De organismes die beter kunnen overleven kunnen zich voorplanten. Daardoor kunnen ze hun gunstige genen doorgeven aan de volgende generatie.

Slide 16 - Tekstslide



Evolutie:
veranderen, ontstaan en/of verdwijnen van soorten

Slide 17 - Tekstslide

Quiz

Slide 18 - Tekstslide

Door evolutie
A
Past een populatie zich op de lange termijn aan op het milieu
B
Kan een individu zich direct aanpassen aan het milieu

Slide 19 - Quizvraag

Wat heb je niet nodig voor evolutie?
A
verandering van het milieu
B
natuurlijke selectie
C
al deze antwoorden heb zijn nodig voor evolutie
D
genetische variatie

Slide 20 - Quizvraag

Waar staat 'fitness' voor bij evolutie?
A
hoe goed je kan overleven
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 21 - Quizvraag

Zelf werken
Lezen:
  • BS 5 evolutietheorie
  • Herhalen andere bs door opdr maken
  • Toetsvragen maken (op postIt)
  • Afmaken bs 5 1,2,3,7,8
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen gehaald?

Slide 23 - Tekstslide