3 vmbo-pm Thema 5 Regeling herhalen deel 2



Regeling
herhaling deel 2
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



Regeling
herhaling deel 2

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen 5.4 t/m 5.8

Slide 2 - Tekstslide

De hersenen
de hersenen bestaan uit:
- grote hersenen
- kleine hersenen
- hersenstam

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

hersenen
hersenstam:
- geleidt impulsen van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersenen en andersom
- geleidt impulsen vanuit zintuigen in hoofd en hals naar de grote en kleine hersenen
- geleidt impulsen vanuit de grote en kleine hersenen naar spieren en klieren in hoofd en hals

Slide 5 - Tekstslide

hersenen
hersenstam stuurt ook belangrijke levensfuncties aan:
- hartslag
- ademhaling
- bloeddruk
- temperatuur

Slide 6 - Tekstslide

hersenen
Grijze stof (schors): cellichamen van schakelcellen van de hersenen

Witte stof (merg): uitlopers van schakelcellen

Slide 7 - Tekstslide

hersenen
De grote en kleine hersenen bestaan uit een linker- en een rechterhelft.

Net als in het ruggenmerg kunnen de hersenen opgedeeld worden in grijze en witte stof.

Slide 8 - Tekstslide

hersenen
functie grote hersenen:
- het verwerken van impulsen die afkomstig zijn van zintuigen
- regelen van bewegingen

In de grote hersenen liggen verschillende hersencentra: hierin liggen de cellichamen van schakelcellen in groepjes bij elkaar.

Slide 9 - Tekstslide

hersenen
hersencentra worden onderverdeeld in:
- gevoelscentra: ontvangen informatie van zintuigen
- bewegingsscentra: sturen spieren of klieren aan

Voor elk lichaamsdeel is er in elke hersenhelft een centrum voor bewegen en voelen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

hersenen
kleine hersenen:
- zorgen voor coördinatie: alle bewegingen die je doet zijn op elkaar afgestemd

Slide 12 - Tekstslide

hersenen
Er zijn veel stoffen die het centrale zenuwstelsel beïnvloeden:
- medicijnen
- drugs
- tabak
- alcohol

Deze stoffen remmen of stimuleren het doorgeven van impulsen.

Slide 13 - Tekstslide

de weg die een impuls aflegt
bewuste reactie:
- hierbij denk je eerst na voordat je reageert op een prikkel
- hierbij verlopen de impulsen altijd via de hersenen


Slide 14 - Tekstslide

de weg die een impuls aflegt
reflex:
- vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel
- hierbij denk je niet na voordat je reageert
- de impulsen gaan niet via de hersenen, maar meteen terug naar een spier

Slide 15 - Tekstslide

de weg die een impuls aflegt
reflex:
- heb je al bij de geboorte: o.a. zuigreflex
- beschermt je lichaam tegen beschadigen 

voorbeeld: het snel, onbewust terugtrekken van je hand als je iets voelt wat erg heet is

Slide 16 - Tekstslide

de weg die een impuls aflegt
een reflex neemt een kortere weg dan een normale impuls

Bij een reflex gaat een impuls niet via de hersenen

de weg die een impuls gaat bij een reflex wordt reflexboog genoemd

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

de weg die een impuls aflegt
De weg die een reflex gaat:
in hoofd en hals:
zintuigcellen -> gevoelszenuw -> hersenstam (schakelcel) -> bewegingszenuw -> spieren

in de rest van het lichaam: 
zintuigcellen -> gevoelszenuw -> ruggenmerg (schakelcel) -> bewegingszenuw -> spieren

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

5.6 Het hormoonstelsel
het hormoonstelsel bestaat uit een aantal hormoonklieren

hormoonklieren produceren hormonen

hormonen zijn stoffen die de werking van bepaalde organen regelen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Het hormoonstelsel
Bij veel klieren worden de geproduceerde stoffen afgevoerd via afvoerbuizen. Bijv. bij de speekselklieren.

Bij hormoonklieren hebben geen afvoerbuizen. Zij geven de hormonen af aan het bloed dat door de hormoonklieren stroomt. Via het bloed komen de hormonen in het hele lichaam terecht.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Het hormoonstelsel
Een hormoon is alleen werkzaam in weefsels en organen die gevoelig zijn voor dat hormoon.

Hormonen zijn van invloed op de groei en ontwikkeling, op de stofwisseling en de voortplanting.

Slide 25 - Tekstslide

5.7  hypofyse en schildklier
hypofyse:
- ligt tegen de onderzijde van de hersenen
- produceert verschillende hormonen
- produceert groeihormoon die de groei van de beenderen van het skelet regelt
- produceert hormonen die de werking van andere hormonen beïnvloed

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

hypofyse en schildklier
schildklier:
- ligt in de hals, voor het strottenhoofd tegen de luchtpijp aan
- produceert het schildklierhormoon onder invloed van hormonen uit de hypofyse
- het schildklierhormoon beïnvloedt de stofwisseling, de groei en ontwikkeling;
het stimuleert de verbranding in de cellen




Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

hypofyse en schildklier
Als je teveel schildklierhormoon produceert, dan gaat je verbranding sneller: je wordt rusteloos en vermagert

Als je te weinig schildklierhormoon produceert, dan gaat je verbranding langzamer: je krijgt het sneller koud en bent sneller moe

Slide 31 - Tekstslide

5.8 Eilandjes van Langerhans en bijnieren
Eilandjes van Langerhans
- liggen in de alvleesklier
- groepjes cellen
- produceren insuline en glucagon
- houden glucosegehalte van het bloed constant

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Eilandjes van Langerhans
We hebben glucose nodig voor de verbranding in onze cellen. Deze glucose krijg je uit je voedsel en wordt in de dunne darm opgenomen in het bloed.

Door de hormonen insuline en glucagon blijft de hoeveelheid glucose in je bloed (bloedsuikerspiegel) constant: ongeveer 0,1%

Slide 34 - Tekstslide

Eilandjes van Langerhans
Insuline en glucagon hebben een tegenovergestelde werking.

Als de bloedsuikerspiegel stijgt, wordt er insuline gemaakt. Dit zorgt ervoor dat glucose wordt opgenomen in de cellen en dat de bloedsuikerspiegel daalt.

Als de bloedsuikerspiegel daalt, dan wordt er glucagon gemaakt. Dit zorgt ervoor dat er glucose vrijkomt uit de cellen en dat de bloedsuikerspiegel stijgt.


Slide 35 - Tekstslide

Glucose wordt in de lever en de spiercellen als reserve opgeslagen als glycogeen.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Eilandjes van Langerhans
diabetes (suikerziekte):
- te weinig of geen productie van insuline of
- cellen reageren niet meer op insuline

- hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel
- zelf insuline toedienen

Slide 38 - Tekstslide

bijnieren
bijnieren
- liggen bovenop de nieren
- produceren adrenaline

Slide 39 - Tekstslide

bijnieren
adrenaline:
- woedend/bang/schrikken
- werkt snel en kort
- zorgt voor de omzetting van glycogeen in glucose (in spieren en lever)
- glucosegehalte in het bloed stijgt
- snellere hartslag en ademhaling

Slide 40 - Tekstslide

Vragen?
vragen?

Slide 41 - Tekstslide