V4 uiteenzetting introductie


Welkom v4ta!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Welkom v4ta!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerkopdrachten controleren
  3. Wat is een uiteenzetting? Hoe ziet een uiteenzetting eruit? 
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 13 t/m 15 (p. 61)
13a Een journalistieke bron is de plek waar de informatie vandaan komt. Vaak wordt hier een persoon mee bedoeld.
b Nee, in beide gevallen betekent het: de oorsprong van je informatie.
14 Bij bronbescherming gaat het om de mogelijkheid om een bron anonimiteit te kunnen bieden.
15 Journalisten kunnen in sommige situaties hun werk niet goed doen als ze niet vertrouwelijk met bronnen kunnen praten. Zo kan de veiligheid van zowel de bron als de journalist in gevaar komen als de identiteit van de bron bekend wordt, of is de bron bang voor reputatieschade of baanverlies. De anonimiteit van de bron stelt journalisten in staat hun essentiële rol als waakhond te vervullen.

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 16 en 17 (p. 61)
16 Bronnen moeten beschermd worden tegen de overheid.
17 Bahara geeft aan dat redacties meer moeten investeren in aandacht voor digitale veiligheid bij hun verslaggevers. Daarbij gaat het vooral om het afschermen van e-mailaccounts of het versleutelen van apps. Daarnaast vindt hij het belangrijk dat journalisten meer leren over en zich bewust worden van de gevaren van de digitale omgeving en communicatiekanalen. Ook Modderkolk benoemt de gevaren van de technologische ontwikkelingen en het belang van digitale veiligheid. Hij kijkt daarom zelf hoe erg het is als bepaalde informatie weglekt en past daar zijn maatregelen op aan.

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 18 (p. 61)
18a Het feit dat de bron onbekend is, kan het lastig maken om na te gaan of de informatie uit het nieuwsbericht betrouwbaar is..
b Bij kwaliteitskranten gelden strenge richtlijnen waar journalisten zich aan moeten houden, ook op het gebied van brongebruik. De hoofdredactie ziet erop toe dat die richtlijnen worden nageleefd. Wanneer een bron onbetrouwbaar is, wordt die in principe niet gebruikt – ook niet anoniem. Bij een obscuur webblog weet je niet aan welke journalistieke standaarden de schrijver(s) zich houdt of houden.

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 16 t/m 18 (p. 65)
16 Zelfplagiaat is het hergebruiken van eigen werk in nieuw eigen werk.
17 Alinea 5 geeft twee redenen waarom zelfplagiaat kwalijk is. Ten eerste kan er bij zelfplagiaat niet vastgesteld worden of je verder bent gekomen in je leerproces. Ten tweede geeft zelfplagiaat in de wetenschap een vertekend beeld van de productiviteit. Dit kan zorgen voor een oneerlijk voordeel ten opzichte van concurrerende wetenschappers.
18 Zowel het handboek als de tekst geven aan dat een correcte bronverwijzing altijd noodzakelijk is, zowel in de tekst als in de literatuurlijst. De tekst raadt aan om alleen te putten uit eigen werk als het écht nodig is. Het handboek moedigt het gebruik van bronnen juist aan. Wel adviseert het handboek om niet te veel citaten te gebruiken.

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 19 en 20 (p. 65)
19 B
20a Plagiaat is het overnemen van andermans werk. Daarbij steel je als het ware andermans intellectueel eigendom. Volgens de auteur kan dit niet bij zelfplagiaat: je kunt jezelf niet bestelen.
b Bijvoorbeeld: Ja, want in beide gevallen creëer je niet nieuw, origineel werk, maar flans je gemakkelijk een tekst in elkaar door uit eerdere werken te putten. 
Of: Nee, want bij gewoon plagiaat steel je het werk van anderen. Je profiteert van het werk van anderen en strijkt met de eer, terwijl die jou helemaal niet toekomt. Bij zelfplagiaat dupeer je niemand.

Slide 8 - Tekstslide

Waar denk je aan bij een uiteenzetting? Wat weet je al van de uiteenzetting?

Slide 9 - Woordweb

Wat is een uiteenzetting?
A
een tekst uit een krant waarin informatie wordt gegeven over een actueel onderwerp
B
een tekst waarin uitleg wordt gegeven over een onderwerp
C
een tekst waarin verslag wordt gedaan van een vraaggesprek
D
een tekst waarin wordt uitgelegd waarom iets een goed idee is

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het doel van een uiteenzetting?
A
amuseren
B
overtuigen
C
opiniëren
D
informeren

Slide 11 - Quizvraag

Is een uiteenzetting objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief

Slide 12 - Quizvraag

In een uiteenzetting komt de mening van de schrijver niet aan bod.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Een uiteenzetting geeft antwoord op de 5W- en 1H-vragen.
Waar staat dit staat voor?
A
wie, wat, waar, welke, waarom en hoe
B
wie, wat, wanneer, waardoor, welke en hoe
C
wie, wat, want, wanneer, waarom en hoe
D
wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe

Slide 14 - Quizvraag

Tussenkopjes passen niet in een uiteenzetting.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van een uiteenzetting?
A
standpunt
B
mededelende zin
C
hoofdvraag
D
oplossing

Slide 16 - Quizvraag

Welke tekststructuur is niet geschikt voor een uiteenzetting?
A
vraag-antwoord
B
argumentatie
C
heden/verleden/ toekomst
D
aspecten

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de opbouw van een uiteenzetting?
A
onderwerp - deelonderwerpen - slot
B
verschijnsel - bespreking - conclusie
C
inleiding - kern - slot
D
inleiding - toelichting - slot

Slide 18 - Quizvraag




Voorbeeld van 
een schrijfplan 
bij een 
uiteenzetting

Slide 19 - Tekstslide

Stel: je gaat een uiteenzetting schrijven over het onderwerp overbevissing. Welke deelonderwerpen kun je aan bod laten komen in je tekst?

Slide 20 - Woordweb

Stel: je gaat een uiteenzetting schrijven over het onderwerp bio-industrie. Welke deelonderwerpen kun je aan bod laten komen in je tekst?

Slide 21 - Woordweb

Even op een rijtje: wat zijn dus de kenmerken van een uiteenzetting?

Slide 22 - Open vraag

Lees de tekst Doping is niet dope.
Hoe kun je zien dat deze tekst een uiteenzetting is?

Slide 23 - Open vraag

Ik weet nu wat de kenmerken van een uiteenzetting zijn en dus wat een uiteenzetting is.
A
ja
B
nee
C
zo ongeveer

Slide 24 - Quizvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: donderdag 15 februari
  • Huiswerk: leren LessonUps
  • Meenemen: leesboek, schrift, pen én LAPTOP
  • Programma: uiteenzetting inleiding

Slide 25 - Tekstslide