Leren leren: werken met je agenda (21-03-2022)

Leren leren
Werken en plannen met je agenda

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
StudielessenMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Leren leren
Werken en plannen met je agenda

Slide 1 - Tekstslide

Wat je in je agenda zet, hoef je niet te onthouden.
Dat zorgt voor ruimte in je hoofd.

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Je leert hoe je op een efficiënte manier je schoolagenda gebruikt.

Slide 3 - Tekstslide

Gebruik jij wel eens
een planning of een agenda?
A
Ja
B
Nee
C
Ik schrijf mijn plannen ergens anders op
D
Het lukt me alles te onthouden!

Slide 4 - Quizvraag

Wat kun je bijhouden in je agenda?
Noem tenminste 2 dingen.

Slide 5 - Open vraag

Waar gebruik je een agenda voor en waarvoor niet?
wel!
Niet!
Verjaardag vriend(in)
Weekend
Ontbijten
Een toets
Een presentatie
Boodschappen
Shoppen
Gamen met vrienden

Slide 6 - Sleepvraag

Je agenda slim bijhouden
Voordelen:
- Je houdt overzicht;
- Er kan minder mis gaan;
- Minder stress.

Slide 7 - Tekstslide

Bekijk het filmpje over agenda-gebruik (3.13 min)

Opdracht: welke tips worden gegeven?

Slide 8 - Tekstslide

Zet je lesrooster in je agenda
  • Schrijf je lesrooster en je huiswerk/pwen/so's  vanuit magister over in je papieren agenda schrijf ook je sport of andere activiteiten op.
  • Gebruik afkortingen: Nederlands = Ne, wiskunde = wi, aardrijkskunde = ak, enz. 
  • Zo kun je aan het eind van elke les heel snel het huiswerk invullen. Dat is belangrijk, want vaak is er weinig tijd!

Slide 9 - Tekstslide

Vul huiswerk altijd meteen in
  • Wees alert en vraag de docent meteen wat de bedoeling is als je dat niet begrijpt. Bijvoorbeeld: ‘Mevrouw, moeten we dit nu leren of lezen?’ 
  • Schrijf ook in je agenda of je iets moet meenemen. 
  • Vergeet je vaak iets mee te nemen, stel dan ook een alarm in
op je telefoon.

Slide 10 - Tekstslide

Heb jij het huiswerk van de afgelopen 5 lesdagen netjes bijgehouden?
A
Ja, alles
B
Bijna alles
C
Het één wel, het ander niet
D
Nee, niets

Slide 11 - Quizvraag

Schrijf begrijpelijk
  • Zorg ervoor dat je je eigen notities begrijpt.
  • Gebruik afkortingen voor je huiswerk, bijvoorbeeld:                 lz. (lezen), lr. (leren), mk. (maken), blz. (bladzijde), opdr. (opdracht). 
  • Noteer ook kort om welk boek het gaat: het tekstboek (tb), werkboek (wb), opdrachtenboek (ob) of de online methode (on)

Slide 12 - Tekstslide

Snap jij de notities van je buurman of buurvrouw?

Slide 13 - Open vraag

Gebruik kleuren en tekens
  • Gebruik voor toetsen, presentaties, werkstukken en dergelijke speciale kleuren of tekens.
  • Markeer toetsen bijvoorbeeld met geel en werkstukken met groen. Zo zie je meteen wanneer er iets bijzonders is.
  • Markeer het huiswerk dat je af hebt of streep het door. Zo zie je duidelijk wat af is en wat je nog moet doen.

Slide 14 - Tekstslide

Noteer andere bijzonderheden
  • Schrijf ook andere activiteiten (excursies, sport, uitstapjes) in je agenda. Zo weet je wanneer je wel en geen tijd hebt om je huiswerk te maken.
  • In Magister staat ook informatie over toetsen en inleverdata. Controleer dit minimaal wekelijks op een vaste dag.
  • Was je een dag ziek? Noteer dat bij die dag in je agenda.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
Maak groepjes van 3 of 4 leerlingen uit dezelfde klas.

Slide 16 - Tekstslide

Bekijk in je groepje het huiswerk dat jullie in je agenda hebben geschreven voor de komende drie dagen.

Controleer de agenda's aan de hand van de volgende vragen. (Ga pas naar de volgende dia wanneer je hele groepje klaar is. Help elkaar!)

Slide 17 - Tekstslide

Heeft iedereen hetzelfde opgeschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Had jij iets gemist?
+ Schrijf het meteen alsnog in je agenda.
A
Ja, veel
B
Ja, een paar kleine dingen
C
Nee, niets

Slide 19 - Quizvraag

Heb jij iets op de verkeerde plaats geschreven? Bijvoorbeeld bij de verkeerde dag of in de verkeerde week?
+ Verplaats het naar het goede moment.
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Is je huiswerk onduidelijk of onleesbaar?
+ Schrijf het duidelijker of netter op.
A
Alles is duidelijk
B
Bijna alles is duidelijk
C
Sommige dingen zijn onduidelijk
D
Veel is onduidelijk

Slide 21 - Quizvraag

Kijk bij elkaar voor tips. Gebruikt iemand handige afkortingen, kleuren, tekens of nog iets anders? Wat kun je zelf gebruiken?

Slide 22 - Open vraag

Beoordeel je eigen agenda op hoe je alles hebt ingevuld en geef jezelf een cijfer.

Slide 23 - Open vraag

Welke verbeterpunten heb je voor jouw agenda?

Slide 24 - Open vraag

Geef de anderen uit je groepje ook een cijfer. Noteer ook de namen van je klasgenoten.

Slide 25 - Open vraag

Vooruitkijken
Noteer de komende week (tot de volgende studieles) je huiswerk zo duidelijk en zo efficiënt mogelijk. Waar ga je allemaal op letten?

Kies minimaal 2 items van de volgende dia.

Tijdens de volgende studieles kijken we hier op terug.


Slide 26 - Tekstslide

Hier ga ik wel op letten.
Hier ga ik niet op letten.
Duidelijker schrijven
Afkortingen gebruiken
Kleuren of andere tekens gebruiken
Beter opletten bij welke dag ik iets opschrijf
Beter opletten bij welk lesuur ik iets opschrijf
Het huiswerk markeren/doorstrepen als ik het af heb
Anders, vul de volgende open vraag in (volgende dia)
Mijn lesrooster netjes in mijn agenda zetten.

Slide 27 - Sleepvraag

Ik ga op 'iets anders' letten, namelijk...

Slide 28 - Open vraag

Afspraak
Komende weken gebruik je de agenda 

Slide 29 - Tekstslide