Invoeg Almelo

Invoeg Rekenen & Nederlands
Almelo 8 maart 2024

Thijs Dijks
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Invoeg Rekenen & Nederlands
Almelo 8 maart 2024

Thijs Dijks

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Voorstelrondje
  • Doelen Rekenen en Nederlands komende periode
  • Nederlands les Leesstrategieën (tekst Ghosting)
  • Nederlands les Grammatica/zinsontleding
  • Nulmeting Rekenen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorstelrondje
  • Naam
  • Leeftijd
  • Woonplaats
  • Vorige Opleiding
  • Toekomstige Opleiding
  • Hobby's
  • Stage

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen en Nederlands
Starten Nulmeting

Inzicht beheersing huidige niveau

Weten waar we aan kunnen werken komende periode

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke licenties/methodes heb je voor Rekenen/Nederlands?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leesstrategieën
Je kunt een tekst op verschillende manieren lezen. Dat ligt aan het doel waarmee je leest. Er zijn verschillende leesstrategieën:

  • Verkennend lezen 
  • Globaal lezen 
  • Zoekend lezen
  • Intensief lezen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkennend lezen 
Als je een tekst verkennend leest, bekijk je de tekst om snel te bepalen wat de tekstsoort en het onderwerp van de tekst zijn.


Na verkennend lezen kun je voorspellen wat er in de tekst aan bod komt.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

globaal lezen 
Als je een tekst globaal leest, lees je delen van de tekst die je het meest vertellen over de inhoud van de tekst.
In grote lijnen.
De volgende onderdelen vertellen het meest over de inhoud:
  • de inleiding 
  • de eerste en laatste zin van elke alinea. 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zoekend lezen 
Stappenplan
1. Ga na welke informatie je nodig hebt
2. Lees de tekst verkennend (tekstsoort en onderwerp)
3. Zoek de informatie die je nodig hebt op in de tekst (tussenkopjes, tabellen, diagrammen)
4. Lees het stukje tekst waarin de informatie staat intensief

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

intensief lezen 
Als je een tekst volledig moet of wilt begrijpen, moet je de tekst intensief lezen.
Dit houdt in dat je nauwkeurig leest.
Dit doe je als je bijvoorbeeld een werkstuk moet maken of een tekst voor een examen leest.
Je weet dan wat de hoofdgedachte van een tekst is.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de hoofdgedachte 
De belangrijkste gedachte die de schrijver over het onderwerp heeft. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verkennend lezen
globaal lezen
zoekend lezen
intensief lezen
ik zoek informatie op
ik weet nu de hoofdgedachte
ik lees de inleiding
ik weet nu het onderwerp

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesstrategie?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je snel wil vaststellen of een tekst bruikbaar is, dan lees je:
A
verkennend
B
globaal
C
zoekend
D
intensief

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je de tekst goed wil begrijpen, dan lees je:
A
verkennend
B
globaal
C
zoekend
D
intensief

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je zoekt naar bruikbare informatie, dan lees je:
A
verkennend
B
globaal
C
zoekend
D
intensief

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Moet je elke examentekst gelijk intensief gaan lezen?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorspellen
We gaan zo meteen een video bekijken. Maar voordat we deze afspelen, gaan we voorspellen: wat kunnen we verwachten op basis van de informatie die we vooraf kunnen zien? 

Beantwoord de volgende vragen: 
1 Wat voor soort video gaan we zien? 
2 Wat is het doel van deze video? 
3 Wat zal er besproken worden? 
4 Wie spreekt er? 

We bekijken nu samen de video: 


Na afloop schrijf je op: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe? 

Slide 18 - Tekstslide

We gaan straks een tekst lezen over het onderwerp 'ghosting'. We verkennen het onderwerp door eerst een video te bekijken en hierover een gesprek te voeren. We voorspellen eerst (niet gelijk afspelen) en daarna bekijken we de video.

Na afloop is het de bedoeling dat studenten de inhoud samenvatten. Welke kijkstrategie passen ze toe? Willen ze vooraf al de vragen over de video (dia 8) zien? Welke stratiegie passen ze toe? Tijdens kijken van de video kunnen ze e.e.a. al opschrijven.
Groepsgesprek 'ghosting'

- Om wie ging het? 
- Wat gebeurde er? 
- Waar gebeurde het? 
- Wanneer gebeurde het? 
- Waarom gebeurde het? 
- Hoe gebeurde het? 


Wat vond je van de video en wat 'de tinderaars' vertelden over ghosting? 

Vind jij ghosting een betere manier van afwijzen van eerlijk zijn? 





Slide 19 - Tekstslide

5w1h bespreken: dit is samenvatten van de tekst (komt uit de journalistiek) en is een vorm van globaal lezen/luisteren: je haalt de hoofdzaken uit de tekst. 

Eventueel leuk om te vragen naar eigen ervaringen op het gebied van online dating en misschien wel ghosting. Er kan een discussie op gang komen over dit fenomeen en of je het oké vindt om te ghosten of juist niet (doel: argumenteren) 
'En nooit lieten ze meer iets van zich horen'
We gaan zo een tekst lezen. Voordat we beginnen, verkennen we de tekst en bespreken we de opbouw. 







OPDRACHT 
1 Lees nu de hele tekst 
2 Maak de meerkeuze vragen
3 Lever de opdracht in


Slide 20 - Tekstslide

Verken de tekst klassikaal. Zoals je ziet, mist de inleiding? Wat doet dit met de tekst? 

De studenten moeten ook tussenkopjes plaatsen. Bespreek waar nodig wat de functie hiervan is. Waarschijnlijk is het begrip wel bekend. 

Studenten krijgen na afloop ook de complete tekst, inclusief inleiding. 
2F NL Zinsdelen
Grammatica


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zinsdelen ken je al?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het blijft de hele dag droog.

Welk zinsdeel is blijft?
A
ww gezegde
B
onderwerp
C
persoonsvorm
D
lijdend voorwerp

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn zusje is morgen jarig.

Welk zinsdeel is 'mijn zusje'?
A
ww gezegde
B
onderwerp
C
persoonsvorm
D
lijdend voorwerp

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij brengt zijn kind naar de opvang.

Wat is de persoonsvorm?
A
Hij
B
brengt
C
zijn kind
D
naar de opvang

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij brengt zijn kind naar de opvang.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Hij
B
brengt
C
zijn kind
D
naar de opvang

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Karel laat zijn huis verbouwen.

Welk zinsdeel is 'laat'?
A
ww gezegde
B
onderwerp
C
persoonsvorm
D
lijdend voorwerp

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kinderen komen aangelopen.

Welk zinsdeel is 'komen aangelopen'?
A
ww gezegde
B
onderwerp
C
persoonsvorm
D
lijdend voorwerp

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Morgen maak ik mijn huiswerk.

Wat is het onderwerp.
A
Morgen
B
maak
C
ik
D
mijn huiswerk

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iedere dag stofzuigt moeder de kamer.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Iedere dag
B
stofzuigt
C
moeder
D
de kamer

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woordsoorten
Werkwoorden = vertelt wat iets of iemand doet (klimmen, rijden, brullen).
Zelfstandig naamwoord = Mens, dier of ding, of naam (man, vogel, bus, liefde, Thijs)
Lidwoord = de, het een
Bijvoegelijk naamwoord = zegt iets over het zelfstandig naamwoord (bruin, mooie, lieve, stomme)

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?

Ik loop naar het zonnige strand.
A
Ik
B
loop
C
zonnige
D
strand

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?

Met een goede loep kun je alles zien.
A
een
B
goede
C
loep
D
kun

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoord in deze zin?

Ik loop naar het zonnige strand.
A
Ik
B
loop
C
zonnige
D
strand

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

Ik loop naar het zonnige strand.
A
Ik
B
loop
C
zonnige
D
strand

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

Hij wacht op de vertraagde trein.
A
Hij
B
wacht
C
vertraagde
D
trein

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoord in deze zin?

Hij wacht op de vertraagde trein.
A
Hij
B
wacht
C
vertraagde
D
trein

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk werkwoord is een zwak werkwoord?


A
Klimmen
B
hijsen
C
trekken
D
worstelen

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk werkwoord is een sterk werkwoord?

A
vechten
B
boksen
C
judoën
D
voetballen

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk werkwoord is een sterk werkwoord?


A
wrijven
B
poetsen
C
glanzen
D
maken

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk werkwoord is een zwak werkwoord?
A
slapen
B
lopen
C
zwemmen
D
dansen

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vond je deze vragen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Nulmeting Rekenen
- Bepalen huidig rekenniveau

- Beheersing domeinen

- Inzicht waar we aan gaan werken komende tijd

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nulmeting Rekenen
- Op je schoolmail heb je een mail ontvangen om in te loggen bij
toa.toets.nl
- Log in op deze site
- Ga naar de nulmeting/toets
- Maak deze toets
- Maak gebruik van een uitrekenpapier en een rekenkaart

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies