In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Betoog
Slide 1 - Tekstslide
Doel:
Aan het eind van deze les weet je hoe een betoog is opgebouwd.
Slide 2 - Tekstslide
Waar denk jij aan bij een betoog?
Slide 3 - Woordweb
Welk tekstdoel past bij een betoog?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
amuseren
Slide 4 - Quizvraag
Wat doet een schrijver als hij als tekstdoel OVERTUIGEN heeft?
A
Hij legt uit en geeft vooral feiten
B
Hij probeert je een mening te geven met argumenten.
C
Hij probeert je te overtuigen iets te gaan doen.
D
Hij schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.
Slide 5 - Quizvraag
Betoog
In een betoog probeert iemand je te overtuigen van zijn mening / standpunt.
Dit doet hij met:
argumenten
Slide 6 - Tekstslide
Hoe is een betoog opgebouwd?
1. Titel 2. Inleiding: Je trekt de aandacht, introduceert je (vraag)stelling/onderwerp. (aan de hand van een anekdote) en geeft jouw stelling 3. Kern: Je geeft je standpunt en de argumentatie daarvoor.
4. Slot: Je herhaalt je standpunt, vat je onderbouwing samen en trekt een conclusie.
Slide 7 - Tekstslide
Stelling /
standpunt:
Mening in één zin.
zoals: Vuurwerk moet verboden worden.
Slide 8 - Tekstslide
argumenten voor
Waarom klopt jouw mening?
Deze ondersteunen je standpunt
Slide 9 - Tekstslide
Opbouw van een argument:
1. Wat is je argument?
2. Waarom is dat zo?
3. Voorbeeld
Slide 10 - Tekstslide
Kern
-> De onderbouwing met minimaal twee argumenten (elk argument in een aparte alinea).
Slide 11 - Tekstslide
Slot
Je herhaalt je standpunt, vat je onderbouwing samen en trekt een conclusie.
Slide 12 - Tekstslide
Structuur betoog
Vergeet je titel niet!
Geef elk argument een aparte alinea
Gebruik signaalwoorden voor de opsomming van de argumenten: ten eerste, bovendien, ook.
Geef de conclusie aan met een signaalwoord: dus, kortom.