3. Schrijf vervolgens op waar je op moet letten als je een stukje tekst gaat schrijven. Noem 3 dingen die je belangrijk vindt. Vergelijk dit met je buurman of buurvrouw.
Bedenk in duo’s:
1. Wat betekent het woord autobiografie?
2. Wat is een leesautobiografie?
3. Schrijf vervolgens op waar je op moet letten als je een stukje tekst gaat schrijven. Noem 3 dingen die je belangrijk vindt. Vergelijk dit met je buurman of buurvrouw.
Slide 3 - Tekstslide
Het boek uit mijn jeugd
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Uit dit boek las mijn vader voor.
Slide 6 - Tekstslide
Stel de volgende vragen aan jezelf en schrijf je eigen antwoorden in je schrift:
-Wat was het eerste boek waar je ooit van gehoord hebt of dat je werd voorgelezen?
-Herinner je je nog een prentenboek dat je werd voorgelezen?
-Werd er thuis voorgelezen en door wie?
-Wat herinner je nog van het voorlezen op debasisschool?
-Welke boeken ben je zelf op de basisschool gaan lezen?
-Wat is je favoriete boek en waarom vind je het zo leuk?
-Wat is je favoriete schrijver en hoe komt dat?
-Hoe komt het dat je lezen leuk vindt of juist niet leuk vindt?
Slide 7 - Tekstslide
Wat doe je met de antwoorden op je vragen?
Verwerk de antwoorden in het middenstuk van je tekst.
Inleiding schrijven:
Begin met een leuke beginzin, bijv. het leukste boek, dat mij ooit werd voorgelezen was... en vertel daar kort iets over. Geef kort aan waarover je het verder gaat hebben.
Morgen schrijven we de leesautobiografie tijdens de les.
Slide 8 - Tekstslide
Waar moet je op letten als je gaat schrijven?
1. Alinea’s – stukje tekst waarin één onderwerp wordt behandeld.
Als een alinea af is, sla je een regel over.
Alinea’s zijn er om de tekst makkelijker te kunnen lezen.
2. Hoofdletters.
Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
3. Titel boven je tekst.
4. Een goede inleiding. Verzin een leuke beginzin waardoor anderen jouw tekst willen lezen. Dus niet: mijn leesautobiografie gaat over....
5.Driedeling: een tekst heeft een inleiding (leuke beginzin en korte uitleg waar je over gaat schrijven), een midden (hier vertel je je verhaal) en een slot (kort samenvatten wat je in het middenstuk hebt gezegd).
Slide 9 - Tekstslide
DUS:
-Bedenk wat je zelf gelezen hebt of wat er werd voorgelezen thuis of op school.
-Bedenk een leuke zin als inleiding dus NIET: mijn leesautobiografie gaat over.... OF Hallo ik ben....
-Gebruik alinea's en sla tussen elke alinea een regel over.