In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Woordenschat H3
Slide 1 - Tekstslide
Een voorbeeld zoeken
Slide 2 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van een feest
Slide 3 - Woordweb
Wat betekent "Als je ___ doet, ben je nog niet jarig!"
A
je verjaardag slaan we over
B
je krijgt grote problemen
C
je krijgt geen cadeaus
D
we lossen je problemen op
Slide 4 - Quizvraag
Wat betekent "Dat feest gaat niet door"
A
je feestje gaat gewoon niet door
B
je hebt grote problemen
C
je feestje gaat wel door maar op een andere manier
D
iets gaat niet door
Slide 5 - Quizvraag
Maak de zin af: Haastige spoed ....
Slide 6 - Open vraag
Als je bijvoorbeeld iets post op het internet zonder naam, blijf je _____
Slide 7 - Open vraag
een vandaal is een crimineel
niet waar
Slide 8 - Poll
Wat is "de bron" van iets?
Slide 9 - Open vraag
uitgeven is hetzelfde als overdrijven
waar
niet waar
Slide 10 - Poll
Maak een goede zin met het woord "totaal"
Slide 11 - Open vraag
Wat betekent het als je de hond in de pot vindt?
Slide 12 - Open vraag
commercieel – negeren – origineel – uiteraard – uitgeven Ik wil het verdrietige gevoel graag ____, maar het lukt niet.
Slide 13 - Open vraag
commercieel – negeren – origineel – uiteraard – uitgeven Het dorpsfeest is ___ gratis toegankelijk voor alle dorpsbewoners.
Slide 14 - Open vraag
Steeds meer mensen kijken naar realityseries zoals Utopia, The Island en Geen cent te makken. De kijkers vinden de belevenissen van de hoofdpersonen erg boeiend.
Slide 15 - Open vraag
Zo'n twee miljard mensen eten insecten. Ook in Nederland kun je in verschillende supermarkten en groothandels insecten kopen. De lekkerste vind ik sprinkhanen, meelwormen, reuzenwaterwantsen en kakkerlakken.