Hoofdstuk 2 Water

Hoofdstuk 2
Water
Uitleg 2.2
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2
Water
Uitleg 2.2

Slide 1 - Tekstslide

Noem 4 grote rivieren in Nederland

Slide 2 - Woordweb

In welke provincie komt de Rijn ons land binnen?
A
Drenthe
B
Overijssel
C
Gelderland
D
Limburg

Slide 3 - Quizvraag

Welke soorten sediment vind je langs de rivieren in Nederland?

Slide 4 - Woordweb

Uit hoeveel procent bestaat het aardoppervlak uit water?
A
40% water, 60% land
B
50% water, 50% land
C
60% water, 40% land
D
70% water, 30% land

Slide 5 - Quizvraag

Het water op aarde

Slide 6 - Tekstslide

De waterkringloop
De zon zet alles in beweging!

Slide 7 - Tekstslide

De hoeveelheid water op aarde blijft altijd gelijk!
 

Maar de vorm verandert wel!

Slide 8 - Tekstslide

Korte kringloop
Lange kringloop

Slide 9 - Tekstslide

Water stroomt altijd naar het laagste punt....de zee
Rivieren komen op drie manieren aan water:
  • neerslag
  • gesmolten sneeuw
  • grondwater

Slide 10 - Tekstslide

Water in rivieren
Drie soorten rivieren:
  1. Regenrivier: water is afkomstig van neerslag
  2. Gletsjerrivier: water is smeltwater uit de bergen
  3. Gemengde rivier: zowel neerslag als smeltwater

Slide 11 - Tekstslide

Opbouwen en afbreken
  • Rivierwater neemt onderweg sediment mee (zand, klei, grind)
  • Onderweg wordt dit losgelaten, dit noemen we sedimentatie
  • Water kan door kracht ook dingen afbreken, zoals bij een overstroming. Dit noemen we bodemerosie


Slide 12 - Tekstslide

Het grootste deel van het water op aarde bestaat uit ....
A
Zoet water
B
Zout water

Slide 13 - Quizvraag

De hoeveelheid water op aarde verandert
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Verreweg het meeste zoete water op aarde is bevroren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel procent van al het water op de aarde is drinkbaar?
A
1 %
B
5 %
C
10 %
D
20 %

Slide 16 - Quizvraag

Het zoute water op aarde zit in de ....
A
meren en rivieren
B
gletsjes en ijskappen
C
zeeën en oceanen
D
In de lucht

Slide 17 - Quizvraag

Grondwater hoort bij...
A
Lange kringloop
B
Korte kringloop
C
Beide kringlopen
D
Hoort niet bij de kringloop

Slide 18 - Quizvraag

Waar begint de waterkringloop
A
In de zee
B
In de bergen
C
Nergens, het is een kringloop
D
In de wolken

Slide 19 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
Welke faseovergang zie je bij nummer 2?
A
naar de vloeibare fase
B
naar de vaste fase
C
naar de gasfase
D
overgangsfase

Slide 20 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
Welke faseovergang zie je bij nr. 5
A
Naar de vloeibare fase
B
Naar de vaste fase
C
Naar de gasfase
D
Overgangsfase

Slide 21 - Quizvraag

Relief
A
grote rivieren
B
Bossen
C
Hoogte verschillen
D
Losliggende stoeptegels

Slide 22 - Quizvraag


Wat is een gemengde rivier?
A
Alleen regenwater
B
Alleen smeltwater
C
Regenwater en smeltwater
D
Een kronkelende rivier

Slide 23 - Quizvraag

Wat voor soort rivier is de Maas?
A
regenrivier
B
gletsjerrivier
C
gemengde rivier
D
grondwaterrivier

Slide 24 - Quizvraag

Natuurlijke afwatering
  • Een stroomstelsel bestaat uit een rivier met zijrivieren
  • Een stroomgebied is het gebied waar al het water in dat gebied uiteindelijk via die rivier in zee uitkomt
  • Ze worden gescheiden door waterscheidingen (bv gebergten)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Kunstmatige afwatering
  • Def.: Het afvoeren van water uit een gebied door mensen (dus via kanalen, drainage, ect. )
  • Vooral in laag-Nederland
  • Gebied ligt voor een deel onder NAP (Normaal Amstersdams Peil) dat het zeenivea aangeeft.

Slide 27 - Tekstslide

Nederland zonder dijken
Normaal Amsterdams Peil

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

NAP staat voor
A
Nederlands algemeen Peil
B
Nederlands Amsterdam Peil
C
Normaal algemeen Peil
D
Normaal Amsterdams Peil

Slide 30 - Quizvraag

Zoet, zout en brak water
Brak water = zoet en zout water gemengd

Zoet water =  licht
Zout water = zwaar

Slide 31 - Tekstslide

Zijn er nog dingen onduidelijk?
Wat snap je nog niet?

Slide 32 - Open vraag