Grammatica Hoofdstuk 3 Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Wederkerend of wederkerig Vnw.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Wederkerend of wederkerig Vnw.
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Wederkerig voornaamwoord
Laten we met dit voornaamwoord beginnen. Als je de wederkerige voornaamwoorden uit je hoofd leert, dan haal je wederkerend en wederkerig tenminste niet meer uit elkaar. Er bestaan maar een paar wederkerige voornaamwoorden:
elkaar/elkander/mekaar
Slide 3 - Tekstslide
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerend betekent dat iets terugkomt. We kennen in het Nederlands wederkerende werkwoorden. Die beginnen altijd met 'zich', bijvoorbeeld:
zich branden
zich verslapen
zich bezeren
Slide 4 - Tekstslide
Vervoegen
Als je wederkerende werkwoorden gaat vervoegen, dan komt er een deel van het werkwoord terug.
Voorbeeld:
Zich vergissen
Ik vergis me
Hij vergist zich
Wij vergissen ons
Slide 5 - Tekstslide
LET OP!
Zich is altijd een wederkerend voornaamwoord, maar me, je en ons kunnen ook persoonlijk voornaamwoord zijn.
Daarnaast kunnen je en ons ook bezittelijk voornaamwoord zijn.
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld:
Bemoei jeje altijd met je zusje als je ouders onderweg zijn?
Bemoeit hijzich altijd met zijn zusje als zijn ouders weg zijn?
Slide 7 - Tekstslide
Jij brandt je aan die kaars. 'Je' is een:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
Slide 8 - Quizvraag
Jij houdt je boek verkeerd vast. 'Je' is een:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
Slide 9 - Quizvraag
Hij houdt zich vast aan de boei. 'Zich' is een:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
Slide 10 - Quizvraag
Heb je je vanochtend wel gewassen? De eerste 'je' is een:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
Slide 11 - Quizvraag
Heb je je vanochtend wel gewassen? De tweede 'je' is een: