6.1 Woonplaats en werkplaats

De Middeleeuwen
6.1 Woonplaats en werkplaats
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
geschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

De Middeleeuwen
6.1 Woonplaats en werkplaats

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met de Middeleeuwen?
  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 2 - Tekstslide

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)

Slide 3 - Tekstslide

Late Middeleeuwen
  • Tijd van Steden en Staten (1000-1500)

  • Het is 'veiliger' en 'rustiger'
  • Er komt meer handel
  • Geld komt weer terug
  • Bevolking groeit
  • Er ontstaan steden
  • Macht van de steden neemt toe
  • De adel krijgt (soms) minder macht
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video


Verbeteringen in de landbouw
Rond het jaar 1000


  • Drieslagstelsel
  • IJzeren ploeg
  • Halsjuk

Slide 7 - Tekstslide


Meer landbouwgrond beschikbaar
Rond het jaar 1000


Ontginningen
Tekst

Slide 8 - Tekstslide


Steeds meer handel
  • Verbeteringen in de landbouw leveren meer oogst op
  • Overschotten worden verkocht of geruild op markten 
  • Geld wordt steeds meer gebruikt als (handig) ruilmiddel
  • Einde aan de aanvallen van Vikingen in West-Europa: meer veiligheid
  • Handelaren komen daardoor in verschillende landen en nemen andere producten (wijn of zijde) mee.

Slide 9 - Tekstslide


Steden ontstaan
  • Handelaren komen vaak op dezelfde plek: om te overwinteren en hun spullen op te slaan.
  • Deze plekken liggen op een goede plek: kruispunten van wegen en/of rivieren, meestal in de buurt van een kasteel of klooster
  • Op deze plekken waren vaak al jaarmarkten
  • Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden.

Slide 10 - Tekstslide


Steden ontstaan
  • Marktplaatsen groeien uit tot steden
  • Proces vaak gestimuleerd door graven en herogen

Slide 11 - Tekstslide

In welk gebied ging de opkomende verstedelijking het snelst
A
Vlaanderen en Holland
B
Duitse rijk
C
Frankrijk
D
Engeland

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een handelaar en een ambachtsman?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video

Munt geslagen te Deventer. 
Veel verschillende munten. Daarom geldwisselaars.

Slide 15 - Tekstslide

Geldwisselaars zaten achter een bank.

Ze ontwikkelden zich tot bankiers.

Als het misging werd de bank stukgeslagen (banco rotto)

Slide 16 - Tekstslide

Een wisselbrief, een soort voorloper van papiergeld

Slide 17 - Tekstslide

Hoe ontstaat het beeld van de Jood als woekeraar?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video


Werken in een gilde
Een gilde had religieuze, economische en sociale functies
De meeste gilden hadden een prachtig gildehuis. Hier werden, behalve vergaderingen, ook feesten gehouden. Heel het leven draaide om het gilde.
Voorbeelden van ambachten in een middeleeuwse stad:
- smid
- bakker
- timmerman
- meubelmaker
- brouwer
- kleermaker

Slide 20 - Tekstslide

Van leerling 
tot meester
  • Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.

  • Hiervoor moet je eerst meester worden:
  1. Je begon al erg jong als leerling;
  2. Daarna werd je gezel;
  3. En pas als je meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar!
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.

Slide 21 - Tekstslide

5. Welke bewering over de gilden is juist?

A
iedereen kon lid worden van een gilde
B
je werd gildemeester als je met succes een meesterproef had afgelegd
C
vrouwen waren verenigd in aparte gilden
D
de gilden vonden regels maar onzin

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Kaart waarop alle Hanze-steden te zien zijn. De steden van de Hanze lagen vooral in Duitsland. Hier in Nederland waren onder andere de IJsselsteden Kampen en Deventer lid van de Hanze. 

Handelaren van Hanzesteden hadden allerlei voordeeltjes als ze handelden in elkaars steden. Ze betaalden bijvoorbeeld minder tol en belasting. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Video
Canonclips: De Hanze

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Wat was geen bekende Hanzestad?
A
Kampen
B
Deventer
C
Amsterdam
D
Zwolle

Slide 28 - Quizvraag

Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen.

Slide 29 - Quizvraag

Een andere oorzaak waren de ontginningen
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Als een gildelid ziek is, zorgen de andere leden voor hem en zijn gezin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Een boer is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Een marktkoopman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Een zilversmid is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Als je goed genoeg was, moest je de ???? afleggen. Dat was een soort examen. Als je slaagde, mocht je lid worden van het gilde.

Welk woord moet er op de vraagtekens staan?
A
gilde
B
meester
C
meesterproef
D
leerling

Slide 37 - Quizvraag