Betoog

Uitleg betoog
- Kwestie/vraagstuk/probleem
- Standpunt = jouw mening (voor of tegen)
- Argumenten: waarom heb jij gelijk?
- Doel = overtuigen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Uitleg betoog
- Kwestie/vraagstuk/probleem
- Standpunt = jouw mening (voor of tegen)
- Argumenten: waarom heb jij gelijk?
- Doel = overtuigen

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw betoog
Inleiding: stelling + standpunt

Middenstuk: argumenten en tegenargumenten

Slot: conclusie

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeldstellingen
- Alle werkenden moeten een gelijk uurloon krijgen.
- Eetwedstrijden moeten verboden worden.
- Mondkapjes moeten verplicht worden in openbare ruimtes.

Slide 3 - Tekstslide

Oefenstelling
Een andere taal dan Nederlands spreken in de klas moet verboden worden.

Slide 4 - Tekstslide

Bedenk een argument vóór de stelling.

Slide 5 - Open vraag

Bedenk een argument tegen de stelling.

Slide 6 - Open vraag

Hoe weet je of je argument klopt?
stelling     want     argument
Consumentenvuurwerk moet verboden worden want er zijn iedere jaarwisseling veel ongelukken.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeldstelling: scholen moeten smartphones verbieden.
Standpunt: tegen

Ten eerste biedt de smartphone in de klas veel nieuwe mogelijkheden (Kahoot, Socrative, LessonUp).

Daarnaast kunnen we de leerlingen beter leren om op de juiste manier om te gaan met hun telefoon, dan het te verbieden.

De telefoon kan invloed hebben op de concentratie van leerlingen, maar we kunnen ze leren om een goede balans te hebben tussen online en offline. (tegenargument + weerlegging)

Slide 8 - Tekstslide

Argumenten onderbouwen
- een voorbeeld
- extra uitleg (wat bedoel je precies?)
- een anekdote
- een krantenartikel
- cijfers en onderzoeksresultaten

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
Schrijf een betoog over de oefenstelling: een andere taal dan Nederlands in de klas spreken moet verboden worden
- Standpunt: voor of tegen
- Minimaal 2 argumenten
- 1 tegenargument + weerlegging
- Inleiding, middenstuk, slot

Slide 10 - Tekstslide