Hs5.3

5.3 wat kost dat?


Mevrouw Hollestelle
khl@lodewijkcollege.nl
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.3 wat kost dat?


Mevrouw Hollestelle
khl@lodewijkcollege.nl

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
- Huiswerk nakijken;
- Wat zijn bedrijfskosten;
- Soorten bedrijfskosten;
- Wat zijn afschrijvingskosten.

Slide 2 - Tekstslide

Wat kan je aan het einde van deze les?
- Je kunt uitleggen dat een bedrijf kosten moet maken om de doelstellingen te behalen;
- Je kunt met voorbeelden het verschil tussen vaste en variabele kosten uitleggen;
- Je kunt uitleggen wat loonkosten, huisvestingskosten en verkoopkosten zijn;
- Je kunt rekenen met rente- en aflossingskosten;
- Je kunt de afschrijving per jaar van een duurzaam productiegoed berekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat hebben we gedaan in de vorige les?

Slide 5 - Tekstslide

Lang vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen is een schuld die langer dan 1 jaar binnen de organisatie blijft.
 

Een voorbeeld van lang vreemd vermogen is een Hypotheek. 

Slide 6 - Tekstslide

Hypotheek
Een bedrijf sluit een hypotheek af voor de aanschaf van een bedrijfspand. Een hypotheek is een lening met een onderpand. Deze schuld kan een bedrijf niet binnen 1 jaar terugbetalen. Waardoor er sprake is van een van lang vreemd vermogen. 

Slide 7 - Tekstslide

Onderhandse lening
Als jij een bedrijf start en je ouders en je beste vriend willen jou helpen met het starten van je eigen bedrijf. Dit doen ze door geld te geven in de vorm van een lening. Deze lening noem je een onderhandse lening en hoef je vaak niet gelijk terug te betalen dus blijft langer dan 1 jaar in het bedrijf. 

Slide 8 - Tekstslide

Crediteuren
Crediteuren is een schuld die je hebt aan bijvoorbeeld een leverancier. Als jij een broodjesbar hebt en je koopt broodjes in bij de Sligro en je betaald de rekening pas 2 weken later. Dan is de Sligro jouw crediteur. Want je moet nog geld betalen aan de Sligro. Crediteuren blijven korter dan 1 jaar in het bedrijf.

Slide 9 - Tekstslide

Resultatenrekening
In de voorafgaande lessen hebben we gekeken naar de balans daarbij hebben we de nadruk gelegd op de activa en passiva. Naast een balans is er ook een resultatenrekening hier gaan we deze les naar kijken.

Slide 10 - Tekstslide

Bedrijfskosten
In de resultatenrekening worden de kosten die een bedrijf heeft gemaakt in een bepaalde periode. De kosten die een bedrijf maakt voor een onderneming noemen we bedrijfskosten.

Slide 11 - Tekstslide

Vaste kosten
bedrijfskosten kunnen worden onderverdeeld in vaste- en variabele kosten
Vaste kosten zijn kosten zijn er altijd.  Bijvoorbeeld kosten voor verzekeringen, gas, water en licht. Dit is dus niet afhankelijk van de omvang van de productie.

Slide 12 - Tekstslide

Variabele kosten
Naast vaste kosten hebben we ook variabele kosten zijn afhankelijk van de hoeveelheid van de productie.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld vaste- en variabele kosten
Bij de McDonalds wordt friet verkocht. De frituurpan staat altijd aan bij de McDonalds ook als er geen klanten zijn dit kost €800 per maand. Dit zijn dus de vaste kosten. Een portie friet kost €0,06. 

Als de McDonalds in 1 maand 1.000 porties van friet verkoop
Vaste kosten zijn €800 +  Variabele kosten (1000 x €0,06)

Als de McDonalds in 1 maand 800 porties van friet verkoop
Vaste kosten zijn €800 + Variabele kosten (800 x €0,06)

Slide 14 - Tekstslide

Soorten bedrijfskosten
Bedrijfskosten zijn onder te verdelen in verschillende soorten kosten:
- Loonkosten: zijn de kosten die je baas moet betalen voor zijn werknemers.
- Huisvestingskosten: Bijvoorbeeld huur maar ook onderhoud aan het gebouw en gas, water en elektra;
- Verkoopkosten: zijn kosten die bij de verkoop van je producten hoort zoals 
reclame- en verzendkosten;
- Rentekosten: Is de rente die je moet betalen over een lening.

Slide 15 - Tekstslide

Afschrijving
Machines binnen een bedrijf worden steeds minder waard naar mate ze ouder worden. Dit noemen we afschrijving. De kosten die de waarde vermindering met zich meebrengt noemen afschrijvingskosten. 

Slide 16 - Tekstslide

In stilte zelfstandig aan het werk
Op pagina 136 en 137 "5.3 Wat kost dat?"
Je krijgt hiervoor 15 minuten.
Klaswerk opgave: 22 - 23 - 24 - 25 - 26
Ben je klaar? Dan mag je opgave 27 - 28 - 29 maken

Het stoplicht: Rood = stilte en geen vragen stellen aan de docent Oranje = In stilte werken en vragen stellen aan de docent (niet overleggen) Groen: jullie mogen overleggen.

timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk voor woensdag
Afmaken tot en met opgave 32

Slide 18 - Tekstslide