future 2

Future
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Future

Slide 1 - Tekstslide

5 manieren
am / are / is + going to + werkwoord
 will + werkwoord
 Shall + werkwoord
Present simple
Present continuous

Slide 2 - Tekstslide

am/ are/ is + going to + stam
Wanneer? 
- Als iets al gepland staat
I am going to visit Bob tomorrow.
- Je hebt bewijs/je ziet dat iets gaat gebeuren
I can see that it is going to rain.

Slide 3 - Tekstslide

am/ are/ is + going to + stam
+ am/are/is/ + going to + ww
- am/are/is + not + going to + ww
?am/are/is + going to + ww


Slide 4 - Tekstslide

Will + stam
Wanneer? 
- Als je iets besluit op het moment van spreken.
"Hey, there is no milk." I will get some milk.
- Bij een wens, veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek of voorspelling. 
will+ww
will not+ww=won't +ww



Slide 5 - Tekstslide

Shall + stam
Wanneer? 
- Bij vraagzinnen met als onderwerp I en we.
Shall I go to the supermarket? 
shall I/we+ww?

Slide 6 - Tekstslide

Present simple
Wanneer? 
Als iets gaat gebeuren volgens een vast tijdschema 
The train leaves at 13.00 pm.
Vorm: 
stam of stam + s
don't + stam of doesn't + stam
Do + stam of Does + stam


Slide 7 - Tekstslide

Future met present simple

Als je spreekt over aankomst- en vertrektijden, opening- en
sluitingstijden en begin- en eindtijden gebruik je de present
simple.
The shop closes at 12.30.
Dance lessons start at nine.
This trip ends at five o’clock.

Slide 8 - Tekstslide

Present continuous
Wanneer? 
Dingen die al gepland zijnen vrijwel zeker gaan gebeuren.
Als iets is afgesproken, geregeld, gereserveerd (staat vast in je agenda)
Tommy is visiting his grandmother tomorrow.



Slide 9 - Tekstslide

Present continuous
Vorm: 
am / are / is + stam + ing
am / are / is + not + stam + ing
Am / Are / Is + stam + ing

Slide 10 - Tekstslide

I ______ (visit)my grandmother next week. She just called.
A
am going to visit
B
will visit
C
shall visit

Slide 11 - Quizvraag

______ you _____ (open) the door for me, please?
A
Will you open
B
Shall you open
C
Are you going to open

Slide 12 - Quizvraag

_____ we ____(go) to the cinema later?
A
Will we go
B
Are we going to go
C
Shall we go
D
Do we go

Slide 13 - Quizvraag

Look at the clouds! I think it ______ (rain).
A
will rain
B
shall rain
C
is going to rain

Slide 14 - Quizvraag

The train ______ (leave) at 14.00 p.m.
A
is going to leave
B
will leave
C
leaves
D
is leaving

Slide 15 - Quizvraag