Past simple

Past Simple
The past simple is what in Dutch is called the verleden tijd
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Past Simple
The past simple is what in Dutch is called the verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple
Je gebruikt de past simple om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en nu afgelopen is.


Slide 2 - Tekstslide

Past Simple - Regular Verbs
  • Je maakt de verleden tijd door -ed achter een normaal werkwoord te zetten:

  • I walk -> I walked
  • He walks -> He walked
  • They walk -> They walked

Slide 3 - Tekstslide

Past Simple - Irregular verbs
  • Sommige werkwoorden zijn 'irregular' = onregelmatig. Die werkwoorden krijgen geen -ed achter het werkwoord, maar veranderen:

  • To write -> wrote; I wrote her a letter last week
  • to go -> went; He went to Italy last year
  • to make -> made: They made a very nice meal two days ago

Slide 4 - Tekstslide

Past Simple - Irregular verbs
There are no rules for the irregular verbs, you just have to learn them by heart

Slide 5 - Tekstslide

My sister .......... (play) the guitar last year.

Slide 6 - Open vraag

They ....... (go) home after school yesterday.

Slide 7 - Open vraag

What is the past tense of: Help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd

Slide 8 - Quizvraag

What is the past tense of: study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 9 - Quizvraag

What is the past tense of: buy
A
buyed
B
bought
C
boughd
D
bught

Slide 10 - Quizvraag

fill in: I ..... a sandwich yesterday.
A
eat
B
drink
C
drank
D
ate

Slide 11 - Quizvraag

Past Simple - Questions/negations
  • Questions -> Did + onderwerp + werkwoord
  • Did you walk to school yesterday?


  • Negations -> didn't + werkwoord
  • You didn't walk to school yesterday.

Slide 12 - Tekstslide

Maak een vraagzin:
He played football yesterday

Slide 13 - Open vraag

Maak een vraagzin:
You talked to him

Slide 14 - Open vraag

Maak een ontkennende zin:
He played football yesterday

Slide 15 - Open vraag

Maak een ontkennende zin:
You talked to him

Slide 16 - Open vraag

Aan de slag!
MEL: 3.4 exercises 2-3-5-6

Slide 17 - Tekstslide