2021-04-12 GM3 Grieks bijspijkerles 7

Leerdoelen
  • je kunt ww-vormen van het praesens en imperfectum herkennen, benoemen en vertalen.

    Weektaak
          • W Thema 1+2
          • praesens en imperfectum van
          • λύω, εἰμί, ποιέω, νικάω  
          • (HB1 143/161; roze stencil: ELO)
          • functies naamvallen (ELO)

          Oefen met
            •    HB1 130, ergon 11 (alleen γ)
            •    T 13, r. 1-8
            •    HB1 148-149, ergon 6 en 8




            1 / 22
            volgende
            Slide 1: Tekstslide
            GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

            In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

            time-iconLesduur is: 45 min

            Onderdelen in deze les

            Leerdoelen
            • je kunt ww-vormen van het praesens en imperfectum herkennen, benoemen en vertalen.

              Weektaak
                    • W Thema 1+2
                    • praesens en imperfectum van
                    • λύω, εἰμί, ποιέω, νικάω  
                    • (HB1 143/161; roze stencil: ELO)
                    • functies naamvallen (ELO)

                    Oefen met
                      •    HB1 130, ergon 11 (alleen γ)
                      •    T 13, r. 1-8
                      •    HB1 148-149, ergon 6 en 8




                      Slide 1 - Tekstslide

                      Vertaal de volgende pers. van:

                      μου      αὐτῇ       ἡμῶν       σε      αὐτοὺς   αὐτοῦ

                      οὗτοι    ὑμᾶς     ἐμοι       αὐτων     αὕτη     με

                      ἡμῖν     συ     αὐτοῖς     οὗτος     ὑμεῖς     αὐτῆς

                      αὐτὴν     ἐγώ      σου     ἡμεῖς     ὑμῖν     αὐτῷ

                      Slide 2 - Tekstslide

                      Slide 3 - Tekstslide

                      Slide 4 - Tekstslide

                      Het Griekse werkwoord

                      Tijd
                      praesens



                      imperfectum

                      aoristus

                      handeling/gebeurtenis heden



                      toestand/achtergrond/voortdurende handeling verleden

                      ind: (afgesloten) handeling/actie verleden
                      imp!: eenmalig bevel heden
                      inf.: de handeling op zich (soms: afgesloten)

                      Slide 5 - Tekstslide

                      Het Griekse werkwoord

                      Tijd
                      praes.



                      impf.

                      aor.
                      Wijze
                      indicativus
                      imperativus
                      infinitivus

                      ind.

                      ind.
                      imp!
                      inf.


                      aantonende wijs: de handeling als realiteit voorgesteld
                      gebiedende wijs: de handeling als bevel
                      onbepaalde wijs: de handeling op zich

                      ind.

                      ind.
                      imp!
                      inf.

                      Slide 6 - Tekstslide

                      Het Griekse werkwoord

                      Tijd
                      praes.



                      impf.

                      aor.
                      Wijze
                      ind.
                      imp!
                      inf.

                      ind.

                      ind.
                      imp!
                      inf.

                      Augment: kenmerk van een ind. verleden tijd




                      ε-

                      ε-

                      Slide 7 - Tekstslide

                      Het Griekse werkwoord

                      Tijd
                      praes.



                      impf.

                      aor.
                      Wijze
                      ind.
                      imp!
                      inf.

                      ind.

                      ind.
                      imp!
                      inf.

                      Augm.




                      ε-

                      ε-
                      Stam
                      praesenstam: woordenlijstvorm, ω eraf



                      praesensstam:

                      aoristusstam: diverse vormingen

                      Slide 8 - Tekstslide

                      Het Griekse werkwoord

                      Tijd
                      praes.



                      impf.

                      aor.
                      Wijze
                      ind.
                      imp!
                      inf.

                      ind.

                      ind.
                      imp!
                      inf.

                      Augm.




                      ε-

                      ε-
                      Stam
                      praes.



                      praes.

                      aor.
                      Uitgang (persoon/getal)
                      ω/εις/ει/ομεν/ετε/ουσι(ν)
                      ε/ετε
                      ειν

                      ον/ες/ε(ν)/ομεν/ετε/ον

                      later

                      Slide 9 - Tekstslide

                      Het Griekse werkwoord

                      Tijd
                      praes.



                      impf.

                      aor.
                      Wijze
                      ind.
                      imp!
                      inf.

                      ind.

                      ind.
                      imp!
                      inf.

                      Augm.




                      ε-

                      ε-
                      Stam
                      praes.



                      praes.

                      aor.
                      Uitgang (persoon/getal)
                      ω/εις/ει/ομεν/ετε/ουσι(ν)
                      ε/ετε
                      ειν

                      ον/ες/ε(ν)/ομεν/ετε/ον

                      later

                      Vertaling
                      ik neem
                      jij moet nemen
                      nemen

                      ik nam

                      later

                      Slide 10 - Tekstslide

                      Soorten werkwoorden

                      type λύω
                      type ποιέω (samentrekkingen stam + uitgang)
                      type νικάω (samentrekkingen stam + uitgang)

                      onregelmatig: εἰμί (apart leren)

                      Slide 11 - Tekstslide

                      Het Griekse werkwoord

                      Wijze


                      Augm.





                      Stam

                      Uitgang (persoon/getal)

                      Vertaling

                      Tijd


                      Soorten werkwoorden

                      Slide 12 - Tekstslide

                      λύω
                      λύεις
                      λύει
                      λύομεν
                      λύετε
                      λύουσι(ν)

                      λῦε
                      λύετε

                      λύειν

                      ind.






                      imp!


                      inf.

                      ποιῶ
                      ποιεῖς
                      ποιεῖ
                      ποιοῦμεν
                      ποιεῖτε
                      ποιοῦσιν(ν)

                      ποίει
                      ποιεῖτε

                      ποιεῖν


                      νικῶ
                      νικᾷς
                      νικᾷ
                      νικῶμεν
                      νικᾶτε
                      νικῶσιν

                      νίκα
                      νικᾶτε

                      νικᾶν
                      εἰμί
                      εἶ
                      ἐστί(ν)
                      ἐσμέν
                      ἐστέ
                      εἰσί(ν)

                      ἴσθι
                      ἔστε

                      εἶναι


                      Praesens

                      Slide 13 - Tekstslide

                      ἔλυον
                      ἔλυες
                      ἔλυε(ν)
                      ἐλύομεν
                      ἐλύετε
                      ἔλυον

                      ind.








                      ἐποίουν
                      ἐποίεις
                      ἐποίει
                      ἐποιοῦμεν
                      ἐποιεῖτε
                      ἐποίουν




                      ἐνίκων
                      ἐνίκας
                      ἐνίκα
                      ἐνικῶμεν
                      ἐνικᾶτε
                      ἐνίκων



                      ἦ(ν)
                      ἦσθα
                      ἦν
                      ἦμεν
                      ἦτε
                      ἦσαν





                      Ιmperfectum

                      Slide 14 - Tekstslide

                      Oefenvormen
                      1. λύομεν
                      2. ἦν
                      3. ἐνικᾶτε
                      4. λύειν
                      5. ἐσμέν
                      6. ποιεῖς
                      7. ἔλυε
                      8. νίκα
                      9. ἦσαν
                      10. ἐνίκα


                      11. ἐποίει
                      12. εἶ
                      13. ἔλυον [2]
                      14. ποιεῖτε [2]
                      15. νικᾷ
                      16. ἦσθα
                      17. λῦε
                      18. ἐποιοῦμεν
                      19. ἴσθι
                      20. ἐνίκων [2]
                      21. γελᾶν
                      22. ἐζήτει
                      23. πολεμοῦσιν
                      24. ἐτιμᾶτε
                      25. ἦτε
                      26. ἔκτεινες
                      27. θαυμάζεις
                      28. ἐθέλετε
                      29. εἶναι
                      30. ἐπίστευε
                      31. ἥρπαζε
                      32. ἠγανάκτεις
                      33. ἠκούομεν
                      34. ἤγον [2]
                      35. ἦμεν
                      36. ἥκομεν [2]
                      37. ἥκετε [3]
                      38. ἠρώτα
                      39. ἠγνόουν [2]
                      40. ἠλπίζετε

                      Slide 15 - Tekstslide

                      Πῶς τὸ ἔργον πράττειν μέλλεις ταῖς ἀδελφαῖς σου;

                      Slide 16 - Open vraag

                      Ἡ τῆς τέχνης θεὰ αὐτὴ σοφίαν ἐπὶ τῷ ἔργῳ τοῖσδε τοῖς ἥρωσιν παρέχειν ἤθελεν.

                      Slide 17 - Open vraag

                      Πρῶτον τοὺς λόγους μου ἀκούειν ὀφείλετε· καὶ τότε ὑμῖν ἔξεστι λέγειν.

                      Slide 18 - Open vraag

                      Οἱ ἀνδρείοι ἥρωες τὰς Ἁρπυίας τὸ τοῦ γέροντος ἐκείνου δεῖπνον ἁρπάζειν ἐκώλυον.

                      Slide 19 - Open vraag

                      Τί ἡμῖν οὐ πιστεύεις; Ἆρ΄οὐ σοι ἀεὶ βοηθοῦμεν;

                      Slide 20 - Open vraag

                      Slide 21 - Tekstslide

                      NAAMVALLEN
                      Nominativus
                      1.
                      2.
                      Genitivus
                      1.
                      2.
                      3.
                      Dativus
                      1.
                      2.
                      3.
                      4.

                      Accusativus
                      1.
                      2.

                      Slide 22 - Tekstslide