Par 4.4 Momenten

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Par 4.4 Momenten

Opdracht

Bekijk het volgende filmpje goed. Hierin wordt het begrip moment uitgelegd.

Het is vooral belangrijk dat je begrijpt hoe je de arm bepaald en wanneer het moment nul is. 

Moment

• Moment van een kracht = de draaineiging van een kracht.
• Bijvoorbeeld een scheef hangend schilderij. 

Moment

• Er is altijd een kracht en een draaipunt aanwezig.
• Het voorwerp draait net zolang totdat de werklijn van de kracht door het draaipunt gaat.

Moment

• Moment heeft ook een richting.
• De richtingen zijn linksom of rechtsom.
• Linksom = tegen de klok in.
• Rechtsom = met de klok mee.
• Op het moment van loslaten draait het schilderij met de klok mee, dus het moment is rechtsom.

Moment van een kracht

     linksom                                                                                          rechtsom

                                                  evenwicht

Het moment van

F​1​​

1. is linksom
2. is rechtsom
3. is 0 Nm

Het moment van

F​2​​

1. is linksom
2. is rechtsom
3. is 0 Nm

Het moment van

F​3​​

1. is linksom
2. is rechtsom
3. is 0 Nm

Het moment van

F​4​​

1. is linksom
2. is rechtsom
3. is 0 Nm

Belangrijk

Het is belangrijk dat je snapt hoe je de arm van de kracht kunt bepalen. Lees en bekijk de volgende slide aandachtig. 

moment = grootte van kracht x lengte van arm

Kracht is in newton

r is de lengte van arm is in meter

Moment is in newton meter

Soms wordt er voor de lengte van de arm een ander symbool gebruikt:

l of d                                                                

                                                                                            of   

M=F⋅r

M=F⋅l

M=F⋅d

De eenheid van kracht is:

1. N
2. F
3. kg
4. Nm

De eenheid van krachtmoment is:

1. N/m
2. Nm
3. N
4. Ncm

Een kracht van 750N grijpt loodrecht aan op een hefboom. De arm is 3780mm. Hoe groot is het krachtmoment?

1. 3215 Nm
2. 2780 Nm
3. 2835 Nm
4. 2935 Nm

Om bij een hefboom evenwicht te krijgen moet:

1. De kracht aan de linkerkant gelijk zijn aan de kracht aan de rechterkant.
2. Het krachtmoment aan de linkerkant gelijk zijn aan het krachtmoment aan de rechterkant.
3. De massa aan beide zijden gelijk zijn.
4. Geen van bovenstaande antwoorden.

Huiswerk

• Lees par 4.4
• Maak vraag 16 t/m 18.