Vakcoaching Vrijdag 13 januari

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal:
le vêtement
A
het kledingstuk
B
de riem
C
de gozer
D
de mode

Slide 3 - Quizvraag

le pull
A
de jurk
B
de trui
C
het paar
D
de polo

Slide 4 - Quizvraag

le maillot de bain
A
het spel
B
het horloge
C
de held
D
de zwembroek/ het badpak

Slide 5 - Quizvraag

le T-shirt
A
het T-shirt
B
de sportschoenen
C
een beetje
D
de maand

Slide 6 - Quizvraag

la ville
A
de winkel
B
de muts
C
de stad
D
de muziek

Slide 7 - Quizvraag

au centre commercial
A
op het feest
B
naar de stad
C
op het platteland
D
in het winkelcentrum

Slide 8 - Quizvraag

le prix
A
de prijs
B
de verrassing
C
het stripboek
D
de supermarkt

Slide 9 - Quizvraag

la langue
A
het kledingstuk
B
de taal
C
de schoen
D
het boek

Slide 10 - Quizvraag

demain
A
mogelijk
B
veel
C
morgen
D
bijna

Slide 11 - Quizvraag

moche
A
zwart
B
meerdere
C
alleen
D
lelijk

Slide 12 - Quizvraag

cher, chère
A
duur
B
wit
C
lief
D
oud

Slide 13 - Quizvraag

toi
A
jij
B
welkom
C
voor
D
misschien

Slide 14 - Quizvraag

porter
A
kiezen
B
boodschappen doen
C
leren
D
dragen

Slide 15 - Quizvraag

apprendre
A
besluiten
B
leren
C
vinden
D
kiezen

Slide 16 - Quizvraag

je connais
A
wij zijn geweest
B
ik heb verloren
C
ik ook
D
ik ken

Slide 17 - Quizvraag

c'était
A
het was
B
het kost
C
ik ook
D
ik ken

Slide 18 - Quizvraag

On va en ville, ce weekend?
A
Waar houdt hij van?
B
Wat wil je kopen?
C
Gaan we dit weekend naar de stad?
D
Hoeveel kost het?

Slide 19 - Quizvraag

Oui, je veux acheter un jean.
A
Ja, hij draagt graag een spijkerbroek.
B
Ja, laten we gaan.
C
ja, ik wil een spikerbroek kopen.
D
ja, ik wil een spijkerbroek passen.

Slide 20 - Quizvraag

Comment tu trouves ce jean?
A
Wat vindt hij leuk om te dragen?
B
Welke maat heb jij?
C
Gaan we dit weekend naar de stad?
D
Hoe vindt je deze spijkerbroek?

Slide 21 - Quizvraag

pas mal.
A
Hij is mooi
B
niet slecht
C
het leven
D
wat lelijk

Slide 22 - Quizvraag

overhoorkaartjes maken
  1. Vocabulaire A blz.128
  2. Gebruik 1 kleur voor de vrouwelijk woorden, 1 kleur voor de mannelijke woorden, 1 kleur voor de werkwoorden, 1 kleur voor de zinnen, en 1 kleur voor de andere woorden.

Slide 23 - Tekstslide