wk 49 De Brug Lezen

Wat is het onderwerp
van een tekst?
A
De persoon in de zin
B
Waar de tekst over gaat
C
De titel van een tekst
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat is het onderwerp
van een tekst?
A
De persoon in de zin
B
Waar de tekst over gaat
C
De titel van een tekst

Slide 1 - Quizvraag

Welke manier van lezen gebruik je om het onderwerp van een tekst te vinden?

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent
'oriënteren'?

Slide 3 - Open vraag

Wat bekijk je van een tekst
als je deze
oriënterend leest?

Slide 4 - Woordweb

Waarnaar kijk je in een tekst
om het onderwerp te vinden?
A
Naar de hele tekst
B
Naar titel, illustraties, tussenkopjes, opvallende woorden
C
Naar eerste / laatste zin of alinea
D
Alleen naar de tussenkopjes

Slide 5 - Quizvraag

Als je een tekst oriënterend leest, wat wil je dan weten?
A
Ongeveer weten waar de tekst over gaat
B
Het onderwerp van de tekst
C
Bepaalde informatie
D
Alles uit de tekst

Slide 6 - Quizvraag

Welke 2 andere dingen doe je om het onderwerp te vinden?
A
Lees alinea 1 en beantwoord de vraag: waarover gaat de tekst
B
Lees alleen alinea 1.
C
Je vraagt je af waarover de tekst gaat.

Slide 7 - Quizvraag

Als je een tekst globaal leest, wat wil je dan weten?
A
Ongeveer weten waar de tekst over gaat
B
Het onderwerp van de tekst
C
Bepaalde informatie
D
Alles uit de tekst

Slide 8 - Quizvraag

Als je een tekst precies leest, wat wil je dan weten?
A
Ongeveer weten waar de tekst over gaat
B
Het onderwerp van de tekst
C
Bepaalde informatie
D
Alles uit de tekst

Slide 9 - Quizvraag

Als je een tekst zoekend leest, wat wil je dan weten?
A
Ongeveer weten waar de tekst over gaat
B
Het onderwerp van de tekst
C
Bepaalde informatie
D
Alles uit de tekst

Slide 10 - Quizvraag

Welke situatie hoort niet
bij precies lezen?
A
Als je een toets hebt over een paragraaf.
B
Als je een taart maakt met een recept.
C
Als je het adres wilt weten van de sportclub.
D
Als je je voorbereidt op een EHBO examen.

Slide 11 - Quizvraag

Welke situatie hoort niet
bij zoekend lezen?
A
Als je een toets hebt over een paragraaf.
B
Als je wilt weten of Decathlon hockeyschaatsen verkoopt.
C
Als je het adres wilt weten van de sportclub.
D
Als je de bladzijde met theorie van Lezen De Brug wilt gaan lezen.

Slide 12 - Quizvraag

Wat bekijk / lees je als je een tekst
oriënterend leest?

Slide 13 - Open vraag

Wat bekijk / lees je als je een tekst
globaal leest?

Slide 14 - Open vraag

Wat bekijk / lees je als je een tekst
zoekend leest?

Slide 15 - Open vraag

Wat bekijk / lees je als je een tekst
precies leest?

Slide 16 - Open vraag

Hoe kun je de tekst het beste lezen?Een artikel in de Quest met een onderwerp dat jou erg interesseert.
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend
D
precies

Slide 17 - Quizvraag

Hoe kun je de tekst het beste lezen?De gebruiksaanwijzing van
jouw nieuwe mobiel
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend
D
precies

Slide 18 - Quizvraag

Hoe kun je de tekst het beste lezen?Het lijstje namen van de klas met tijden wanneer de presentaties zijn.
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend
D
precies

Slide 19 - Quizvraag

Hoe kun je de tekst het beste lezen?
Je wilt weten of je
een leesboek leuk vindt.
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend
D
precies

Slide 20 - Quizvraag

Hoe kun je de tekst het beste lezen?
Je wilt weten wat het onderwerp van de nieuwe geschiedenis paragraaf is.
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend
D
precies

Slide 21 - Quizvraag

De hoofdgedachte van
een tekst is
A
de inleiding van de tekst
B
het belangrijkste samengevat in één zin
C
te vinden in de titel
D
wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen

Slide 22 - Quizvraag

Je schrijft een tekst over corona.
Welke hoofdgedachte heeft jouw tekst?

Slide 23 - Open vraag

Waar let je op bij het
beantwoorden van een open vraag?

Slide 24 - Woordweb