7.1 + 7.2 + 7.4 + 7.5 LessonUp

7.1
Alles werkt samen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

7.1
Alles werkt samen

Slide 1 - Tekstslide

7.1 Alles werkt samen
Cel = een 'bouwsteen' van je lichaam
Weefsel = een groep cellen met ongeveer dezelfde vorm en functie
Orgaan = een aantal verschillende weefsels samen
Orgaanstelsel = meerdere organen die samenwerken aan dezelfde taak
Organisme = een levend wezen

Slide 2 - Tekstslide

Verbranding vindt in ALLE levende cellen plaats.
Met de energie die vrijkomt kunnen cellen hun taken uitvoeren.
De energie houdt ook je lichaam op temperatuur. 

Het schema van verbranding
glucose + zuurstof --> energie + water + koolstofdioxide


Uitscheidingsorganen halen de afvalstoffen uit het bloed en geven ze af aan de buitenwereld.
Koolstofdioxide verlaat het lichaam via de longen
Water verlaat het lichaam via de nieren als urine, via de longen bij het uitademen, via de huid als zweet. 
7.1 Alles werkt samen

Slide 3 - Tekstslide

Waardoor is er altijd voldoende glucose? 
Je lichaam moet altijd over voldoende glucose beschikken voor de verbranding in je lichaam.
De hoeveelheid glucose in je bloed is daarom altijd (ongeveer) gelijk.
Insuline en glucagon (hormonen) zorgen daarvoor.

Glucosegehalte stijgt
1.   Je eet een maaltijd, glucosedeeltjes komen in het bloed
2.  Je lichaam meet dat er teveel glucose in het bloed zit
3.  De alvleesklier geeft het hormoon insuline af. 
     Insuline zet glucose om in glycogeen en slaat het op in je lever en spieren.
4. Door de opslag van glucose als glycogeen, daalt het glucosegehalte in je bloed weer en is de glucose waarde
     weer normaal.

Glucosegehalte daalt
1.   Je lichaam meet dat er te weinig glucose in het bloed zit.
2.  De alvleesklier geeft het hormoon glucagon af. Glucagon zet glycogeen weer om in glucose.
3.  De voorraad glucose uit je lever en spieren gaat weer naar het bloed. het glucosegehalte in het bloed stijgt
     weer en is weer normaal.
7.1 Alles werkt samen

Slide 4 - Tekstslide

Wat is suikerziekte?
Suikerziekte = diabetes
Mensen met suikerziekte maken te weinig insuline aan of hun cellen zijn ongevoelig geworden voor insuline.

Gevolg?
Er wordt te weinig insuline opgeslagen in de lever en spieren en er blijft teveel glucose in het bloed.
De nieren halen het teveel aan glucose uit het bloed en de patient plast het uit.
Hierdoor verliezen zij veel glucose en hebben dus een tekort aan glucose en worden zij moe.

Om glucosetekort te voorkomen:
- regelmatig glucosegehalte van het bloed meten.
- glucosegehalte te laag? snel iets eten of drinken met suiker. 
- glucosegehalte te hoog? insuline inspuiten.

Een normaal leven is mogelijk door het volgen van een dieet met weinig koolhydraten (suikers en zetmeel).

Slide 5 - Tekstslide

7.2
Ademen

Slide 6 - Tekstslide

7.2 Ademen
Ademhalen

7.2 Ademen

Slide 7 - Tekstslide

7.2 Ademen
Hoe is je ademhalingsstelsel gebouwd?

  • Neusholte en keelholte > hier komt de lucht binnen
  • Keelholte > hierlangs gaat de lucht naar de luchtpijp
  • Luchtpijp > bevat kraakbeenringen, vervoert lucht naar longen
  • Bronchiën > splitsing van de luchtpijp naar de longen
  • Luchtpijptakjes > kleinere vertakkingen
    van de bronchiën
  • Longblaasjes > via deze blaasjes gaat zuurstof in de bloedbaan en koolstofdioxide uit de bloedbaan
Hoe is je ademhalingsstelsel gebouwd?

Neusholte en keelholte --> hier komt de lucht binnen
Keelholte --> hierlangs gaat de lucht naar de luchtpijp
Luchtpijp --> bevat kraakbeenringen, vervoert lucht naar longen
Bronchiën --> splitsing van de luchtpijp naar de longen
Luchtpijptakjes --> kleinere vertakkingen van de bronchiën
Longblaasjes --> via deze blaasjes gaat zuurstof in de
                                 bloedbaan en koolstofdioxide uit de bloedbaan.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

7.2 Ademen
Slijmvliezen in luchtwegen

  • Ingeademde lucht schoner maken > trilhaarcellen met trilharen bewegen slijm met vastgeplakte stofdeeltjes en bacteriën naar boven, naar je keelholte
  • Ingeademde lucht opwarmen > slijmvliezen bevatten veel bloedvaatjes die warmte afgeven
  • Ingeademde lucht vochtig maken > slijmcellen maken slijm, water uit het slijm verdampt

Schone, warme en vochtig lucht beschermt de tere
luchtpijptakjes en luchtblaasjes.
Droge lucht irriteert het slijmvlies > eerder kans op infecties.

Slide 10 - Tekstslide

7.2 Ademen
Neusademhaling versus mondademhaling

  • Je neus ‘keurt’ de lucht
     Reukzintuigcellen ‘keuren’ de lucht op schadelijke stoffen.
  • Je neus houdt stof tegen
     Neusharen filteren de inkomende lucht, maken de lucht schoon.
  • Je neus maakt de lucht vochtig en warm
     - Bloedvaatjes in het slijmvlies in de neus geven warmte af, inkomende lucht
        wordt verwarmd.
     - Het slijmvlies maakt slijm, hieruit verdampt water > ingeademde lucht wordt
        vochtig.

De mond heeft deze onderdelen niet!

Slide 11 - Tekstslide

7.2 Ademen
Hoe haal je adem?
2 manieren van ademhaling:
- Borstademhaling (ribademhaling)
- Buikademhaling (middenrifademhaling)

Slide 12 - Tekstslide

7.2 Ademen
Gaswisseling


Gaswisseling

Slide 13 - Tekstslide

7.2 Ademhalingsstelsel
Hoe komt zuurstof in je bloed?

Gaswisseling > uitwisselen van zuurstof en koolstofdioxide
  1. Zuurstof gaat naar je bloed
    - door de wand van de longblaasjes
    en door de wand van de haarvaten
    - bloed vervoert zuurstof naar cellen
  2. Koolstofdioxide gaat uit je bloed
    - door de wand van de haarvaten en 
    door de wand van de longblaasjes
    - je ademt koolstofdioxide uit
Hoe komt zuurstof in je bloed?

Gaswisseling = uitwisselen van zuurstof en koolstofdioxide

Zuurstof gaat naar je bloed
- door de wand van de longblaasjes en door de wand van de haarvaten
- bloed vervoert zuurstof naar cellen

Koolstofdioxide gaat uit je bloed
- door de wand van de haarvaten en door de wand van de longblaasjes
- je ademt koolstofdioxide uit

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

7.2 Ademen
Wat zijn de gevolgen van slecht werkende longen?


  • Astma
    - luchtwegen zijn nauwer
    - kortademigheid
    - piepende ademhaling
    - medicijnen inhaleren, hierdoor
    worden luchtwegen wijder


Wat zijn de gevolgen van slecht werkende longen?
Astma
- luchtwegen zijn nauwer
- kortademigheid
- piepende ademhaling
- medicijnen inhaleren, hierdoor worden luchtwegen wijder

Slide 16 - Tekstslide

7.2 Ademen
Chronische bronchitis en Longemfyseem


  • Chronische bronchitis
    - slijmvliezen ontstoken
    - slijmvliezen maken te veel slijm
    - slijmvlies is dikker
    > minder lucht door de luchtwegen
  • Longemfyseem
    - longblaasjes gaan stuk > minder zuurstof naar het bloed
  • Longemfyseem en chronische bronchitis samen is COPD


Chronische bronchitis en Longemfyseem

Chronische bronchitis
- slijmvliezen ontstoken
- slijmvliezen maken te veel slijm
- slijmvlies is dikker
Gevolg: minder lucht door de luchtwegen

Longemfyseem
- longblaasjes gaan stuk
Gevolg: minder zuurstof naar het bloed

Longemfyseem en chronische bronchitis samen is COPD

Slide 17 - Tekstslide

7.2 Ademen
COPD

COPD

Slide 18 - Tekstslide

7.2 Ademen
Chronische bronchitis en Longemfyseem

Chronische bronchitis
- slijmvliezen ontstoken
- slijmvliezen maken te veel slijm
- slijmvlies is dikker
> minder lucht door de luchtwegen
Longemfyseem
- longblaasjes gaan stuk > minder zuurstof naar het bloed
Longemfyseem en chronische bronchitis samen is COPD



Wat zijn de gevolgen van roken?!

Nicotine
- verslavend

Koolstofmonoxide
- neemt plaats in van zuurstof
- minder zuurstof in het bloed
- cellen krijgen minder zuurstof

Teer (bruin/zwarte laag op de slijmvliezen en wand van longblaasjes)
- minder zuurstof naar het bloed
- kans op ziekten neemt toe (longkanker, longemfyseem, chronische bronchitis)

Slide 19 - Tekstslide

7.4
Verteren

Slide 20 - Tekstslide

Verteringsstelsel
- 'Lange buis'
- Mondholte, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, dunne darm, dikke darm, endeldarm, anus.

                                                      Huig en strotklepje
                                                          Bij slikken: huig sluit neusholte af, strotklepje sluit luchtpijp af.
                                                          Bij ademhalen: huig en strotklepje staan 'open'.



Kringspieren en lengtespieren
Het vervoer in je verteringsstelsel gebeurt door twee soorten spieren in je darmwand:
kringspieren en lengtespieren.
- Kringspieren trekken samen - 'buis' wordt nauwer - voedsel naar beneden.
- Lengtespieren trekken samen - 'buis' korter en wijder - voedsel glijdt makkelijker naar beneden.

Deze spierbewegingen noem je peristaltische bewegingen.

§7.4 Verteren

Slide 21 - Tekstslide

Vertering = het kleinmaken van voedingsstoffen.

Je lichaam vervoert via het bloed de voedingsstoffen naar de cellen in al je organen.
- Water, mineralen en vitamines zijn klein genoeg en kunnen zo in je bloed worden opgenomen.
- Eiwitten, vetten en koolhydraten zijn te groot en moeten eerst klein gemaakt worden.
Verteringssappen maken deze voedingsstoffen kleiner met behulp van enzymen.
Enzymen 'knippen' de grote voedingsstoffen in stukjes.

Enzymen hebben drie eigenschappen:
  1.  Een enzym past door zijn vorm precies op één soort voedingsstof.
    (een koolhydraatenzym kan alleen koolhydraten kleiner maken).
  2. Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur.
    (onder de minimumtemperatuur werkt het enzym niet, bij de optimumtemperatuur werkt het enzym het snelst of optimaal, bij een nog hogere temperatuur gaan de enzymen vervormen en passen ze minder goed op de voedingsstof en boven de maximumtemperatuur gaan de enzymen stuk).
  3. Enzymen zijn gevoelig voor de zuurgraad.

Slide 22 - Tekstslide

Waar wordt je voedsel verteerd?
Verteringsorganen
- Mondholte
- Maag
- Twaalfvingerige darm
- Dunne darm

Organen die verteringssappen maken:
- Mondholte (speeksel)
- Maag (maagsap)
- Alvleesklier (alvleessap)
- Dunne darm (dunne darm sap)

Slide 23 - Tekstslide

7.5
Ademen en eten bij dieren

Slide 24 - Tekstslide

§7.5 Eten en ademen bij dieren
Soort dier
soort voedsel
soort kiezen
voedsel is....
lengte verteringsstelsel
Planteneter
plantaardig voedsel
plooikiezen
moeilijk verteerbaar
(cellulose)
lang
Vleeseter
dierlijk voedsel
knipkiezen
makkelijk verteerbaar
kort
Alleseter
plantaardig en dierlijk
voedsel
knobbelkiezen
moeilijk en makkelijk verteerbaar
middellang

Slide 25 - Tekstslide

Hoe haalt een vis zuurstof uit het water?
Vissen hebben geen longen.
Met kieuwen halen vissen zuurstof uit het water.

Slide 26 - Tekstslide

Hoe haalt een vis zuurstof uit het water?
Kieuwholte
Kieuwboog
Kieuwplaatjes
Kieuwlamellen

Slide 27 - Tekstslide

De ademhalingsorganen van insecten bestaan uit
sterk vertakte buizen genaamd tracheeën.

                                            Tracheeën zitten overal in het lijf.

                                                       De opening van de tracheeën zitten aan de zijkanten
                                                       van het achterlijf en die noem je een stigma.

                                                      Door het achterlijf groter (spieren ontspannen) en 
                                                      kleiner (spieren spannen aan) te maken
                                                      pompt een insect lucht met zuurstof in de tracheeën
                                                      en lucht met koolstofdioxide naar buiten.    
Hoe komen insecten aan zuurstof?

Slide 28 - Tekstslide

Kikkers zijn amfibieen. Ze leven in het water en op het land.

Tijdens hun ontwikkeling van kikkervisje tot volwassen kikker
ademen zij met verschillende ademhalingsorganen.





Hoe ademen kikkers tijdens hun leven?
kikkervisje net uit het ei
kikkervisje
volwassen kikker
uitwendige kieuwen
inwendige kieuwen
longen (op het land)
huid
huid (in het water)

Slide 29 - Tekstslide