nederlands aan elkaar of los uitleg

Aan elkaar of los?
Formuleren
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Aan elkaar of los?
Formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les, kun je...
-In eigen woorden uitleggen wanneer je een woord kunt samenstellen 
-In eigen woorden uitleggen hoe je ze schrijft

Slide 2 - Tekstslide

Aan elkaar.
*Samenstelling van 2 of 3 woorden.
 *Zelfstandige naamwoorden.
    Ruimtepak.
 *Werkwoorden.
    Rondfladderen.
 *Bijvoeglijke naamwoorden.
    Felrood.

Slide 3 - Tekstslide

Aan elkaar.
*Getallen tot duizend(in letters).
 *Zeshonderdvijftig.
*Samenstellingen met honderd en duizend(in letters).
 *Vierhonderdduizend.
*Let op:
 *Bij getallen hoger dan duizend ( zoals miljoen ) schrijf je:
 * Zes miljoen.
 * Zes miljoen vierhonderdduizend.

Slide 4 - Tekstslide

Aan elkaar.
*Combinaties van voorzetsels en bijwoord.
 *Ik zit er middenin.
*Let op: 
 *Volgt er na een voorzetsel een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord, staat het voorzetsel los.
    Ik zit midden in een verhuizing.

Slide 5 - Tekstslide

Aan elkaar.
*Combinatie van 2 voorzetsels.
 *Mijn droge sokken zaten natuurlijk weer helemaal onderin.
 *Achterop de fiets. 
*Let op:
 *Volgt er na een voorzetsel een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord, staan de voorzetsels los.
 *Mijn droge sokken zaten natuurlijk weer helemaal onder in mijn rugzak.

Slide 6 - Tekstslide

Aan elkaar.
*Voornaamwoordelijke bijwoorden; die bestaan uit er, hier, daar, waar + voorzetsel.
 *Hierbij, daarin of erboven.
*Let op:
 *Geldt niet voor voorzetsels die deel uitmaken van een samengesteld  woord.
  *Hoe laat komen wij daar aan.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe schrijf je dit:
A
Laptop tas
B
Laptoptas

Slide 8 - Quizvraag

Hoe schrijf je dit:
A
Rondlopen
B
Rond lopen

Slide 9 - Quizvraag

Hoe schrijf je dit:
A
Vier miljoen
B
Viermiljoen

Slide 10 - Quizvraag

Hoe schrijf je dit:
A
Middenin de auto
B
Midden in de auto

Slide 11 - Quizvraag

Hoe schrijf je dit:
A
Onderin
B
Onder in

Slide 12 - Quizvraag

Hoe schrijf je dit:
A
Hier bij
B
Hierbij

Slide 13 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Vond je dit lastig? Oefen dit onderdeel dan op Cambiumned!
  • Geoefend? Dan mag je de tijd gebruiken om verder te gaan met je opdrachten voor Het Gouden Ei.

Slide 14 - Tekstslide

Doelencheck
  • Wanneer schrijf je woorden aan elkaar? Noem 2 gevallen. 
  • Noot en taart. Hoe schrijf je de samengestelde vorm van deze twee woorden?

Slide 15 - Tekstslide

EINDE

Slide 16 - Tekstslide