In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets Hfd-2
Slide 1 - Tekstslide
Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.
Slide 2 - Quizvraag
Hoe zorgde nationalisme voor militarisme?
Nationalisme.
A
Sommige landen worden groter
B
Landen willen laten zien hoe sterk ze zijn
C
Het uiteenvallen van landen
D
Het bijeenkomen van landen
Slide 3 - Quizvraag
Nationalisme.
nationalisme
nationalisme
militarisme
nationalisme
militarisme
Slide 4 - Sleepvraag
Wat is massaproductie?
A
Een nieuw communicatiemiddel
B
Grote legers mobiliseren
C
Snel, veel producten maken met een lopende band
D
De ontwikkeling van wapens
Slide 5 - Quizvraag
Waarom werd het Suezkanaal gegraven?
A
om mensen werk te geven
B
om de weg naar Azië korter te maken
C
om mensen te leren graven
D
om piraten te ontlopen
Slide 6 - Quizvraag
Het Suezkanaal ligt bij:
A
Jordanië
B
Syrië
C
Egypte
D
China
Slide 7 - Quizvraag
Onhandig
massa
productie
Handwerk
Frame
oud
ambacht
Slide 8 - Sleepvraag
Moderne communicatiemiddelen rond 1920 waren.....
A
de televisie
B
Whatsapp
C
de radio
D
een telegram
Slide 9 - Quizvraag
Wat kan een gevolg zijn van nationalisme?
A
Een oorlog met een ander land
B
Beter voelen als andere landen
C
Dat landen meer kolonien willen
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 10 - Quizvraag
Duitsland werd één gemaakt in 1871, in dit grondgebied wordt o.a. dezelfde taal gesproken, naast andere culturele overeenkomsten. Welk begrip past bij de Duitse eenwording van 1871?
A
liberalisme
B
nationalisme
C
socialisme
D
christendemocratie
Slide 11 - Quizvraag
Stelling: 'Wij moeten die inheemsen de beschaving bijbrengen'. Deze stelling past bij de 19e eeuw omdat.....
A
inheemsen volken geen manieren hadden
B
Europeanen slimmer waren
C
het een Europees motief voor kolonisatie was
D
Inheemsen geen wereldrijken hadden
Slide 12 - Quizvraag
Wat is modern imperialisme?
A
Veel grond in Europa veroveren
B
Veel kolonies stichten in Zuid Amerika
C
Veel grond veroveren en besturen in Afrika en Azië
D
Veel handelen met kolonies
Slide 13 - Quizvraag
In welke periode plaats je het modern imperialisme?
A
Periode 1870-1900 in Amerika
B
Periode 1870-1970 in Azië en Afrika
C
Periode 1870-1900 in Azië en Afrika
D
Periode 1870-1900 in Azië en Australië
Slide 14 - Quizvraag
Welk Europees land zag de verovering van een koloniaal wereldrijk als een manier om verloren respect terug te verdienen?
A
Engeland
B
Duitsland
C
Spanje
D
Frankrijk
Slide 15 - Quizvraag
Sleep de uitleg naar het (juiste) begrip!
Abolitionisme
Nationalisme
Imperialisme
Europeanen zijn beter
Slavernij en mensenhandel willen afschaffen
Verspreiding van de Europese cultuur, talen, geloof en gebruiken
Liefde voor het eigen volk
Europese machtsuitbreiding in Azië en Afrika na 1870 waardoor grote wereldrijken ontstonden
Slide 16 - Sleepvraag
Sleep de punaise naar Nederlands-Indië (Indonesië):
Slide 17 - Sleepvraag
Zet de gebeurtenissen in volgorde van tijd.
eerst...
dan...
daarna...
vervolgens...
tot slot...
Opkomst particuliere bedrijven in Nederlands-Indië
VOC-gebieden worden Nederlands-Indië
oprichting VOC
invoering Cultuurstelsel
VOC failliet
Slide 18 - Sleepvraag
Een indirect bestuur = Manier om een kolonie te besturen, waarbij Europese bestuurders regeren via plaatselijke vorsten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Waarom kozen Nederlanders voor indirect bestuur in Nederlands-Indië?
A
De lokale adel was te machtig
B
Er waren te weinig Nederlandse bestuurders
Slide 20 - Quizvraag
Welke woorden/plaatjes passen bij het cultuurstelsel?
Cultuurstelsel
Atjeh
Oogst afstaan
Java
Oorlog
Slide 21 - Sleepvraag
Wat is het cultuurstelsel?
A
Producten die verbouwd worden en verkocht aan landen
B
Regels voor boeren in Indië om 20% producten te verbouwen voor NL
C
Het culturele erfgoed van andere landen
D
Afspraken die gemaakt zijn zodat alle boeren dezelfde winst krijgen
Slide 22 - Quizvraag
Wat past het beste bij elkaar?
minder Europese
bestuurders nodig
grondstoffen zoals aardolie
1/5 deel verbouwen voor Nederlanders
Cultuurstelsel ingevoerd
1830
Cultuurstelsel
indirect
bestuur
modern-imperialisme
Slide 23 - Sleepvraag
Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?
4
1
2
3
verbod slavenhandel voor Engelsen
afschaffing slavernij in het Britse Rijk
afschaffing slavernij in Nederlands-Indië
afschaffing slavernij in Suriname
Slide 24 - Sleepvraag
Argumenten tegen slavernij
Argumenten vóór slavernij
Onchristelijk
Onmenselijk
Dezelfde behandeling als arbeiders.
Economisch noodzakelijk
Slavernij in de bijbel
Slide 25 - Sleepvraag
Welke gebeurtenis hoort bij het jaartal?
1817
1834
1863
Afschaffing slavernij Suriname.
Afschaffing slavernij Engeland
Verbood slavenhandel door Engeland
Slide 26 - Sleepvraag
Wat is abolitionisme?
Wat is abolitionisme?
A
Mensen hebben recht om zichzelf te besturen
B
Het streven naar afschaffing van slavenhandel en slavernij
C
Mannen en vrouwen hebben gelijke rechten
D
De koning moet afgezet worden
Slide 27 - Quizvraag
Maak de juiste combinaties
Nederland
In 1860
Keti Koti
Gebroken kettingen
Welk land was één van de laatste landen die slavernij verbood?
Wanneer werd de slavernij in Nederlands-Indië afgeschaft?