6.4 remmen

Remmen (en botsen)
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Remmen (en botsen)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Wat gaan we doen vandaag?
- met een formule de reactieafstand uitrekenen; 

- uit het remafstand,snelheid-diagram de remafstand bepalen;


- de stopafstand berekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

reactietijd
dit is de tijd tussen het zien en het reageren

Slide 7 - Tekstslide

Reactieafstand berekenen

Snelheid x reactietijd = reactieafstand
       v x t = s
v= snelheid in km/h of m/s
t= tijd in seconde
s = afstand in kilometer of meter 

Slide 8 - Tekstslide

Begrippen
Constante snelheid: steeds even snel
Gemiddelde snelheid = afstand : tijd
Reactietijd: de tijd tussen iets zien/horen en reageren
Reactieafstand: de afstand die je aflegt tijdens je reactietijd.
Remweg: afstand tot je stilstaat
Stopafstand: reactieafstand + remweg

Slide 9 - Tekstslide

Eenheden en Grootheden

Slide 10 - Tekstslide

Hoe noteer ik dit?
1) Gegeven
2) Gevraagd
3) Formule
4) Berekening
5) Antwoord + eenheid

Slide 11 - Tekstslide

Reactietijd
Cindy fietst naar school en moet ineens remmen.
Ze rijd 19 km/h en haar reactietijd is 1 s.

Veranderd de snelheid in die 1 s?

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1a, voorbeeld 
Cindy fietst naar school met een snelheid van 18 km/h en moet ineens remmen. Haar reactietijd is 1 sec. Reactieafstand?
G: V=18 km/h, t= 1 s.
G:  s=?
F: s = v . t
B: 18 / 3,6 = 5 m/s.        s = v . t          s = 5 . 1 = 5 meter
A: Cindy's reactieafstand is:  5 meter. 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 1b: 
Cindy fietst naar school met een snelheid van 19 km/h en moet ineens remmen. Haar reactietijd is 0,8 sec. Reactieafstand?
G: V=19 km/h, t= 0,8 s.
G:  s=?
F: 
B: 
A: Cindy's reactieafstand is: ____ meter. 

timer
2:30

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 1b: 
Cindy fietst naar school met een snelheid van 19 km/h en moet ineens remmen. Haar reactietijd is 0,8 sec. Reactieafstand?
G: V=19 km/h, t= 0,8 s.
G:  s=?
F: km/h -> m/s / door 3,6
B: 19 / 3,6 = 5,3 m/s. 5,3 x 0,8 = 4,2 meter.
A: Cindy's reactieafstand is: 4,2 meter. 

Slide 15 - Tekstslide

wat kan reactietijd beinvloeden?
_ moe
_ medicijnen
_ ouder worden
_ Afleiding (mobiel, muziek)

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 1c: 
Cindy fietst van school met een snelheid van 16 km/h en moet ineens remmen. Ze is erg moe. Haar reactietijd is 1,3 sec. Reactieafstand?
G: V=16 km/h, t= 1,3 s.
G:  s=?
F: 
B: 
A: Cindy's reactieafstand is: ____________ meter. 

timer
1:30

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 1c: 
Cindy fietst van school met een snelheid van 16 km/h en moet ineens remmen. Ze is erg moe. Haar reactietijd is 1,3 sec. Reactieafstand?
G: V=16 km/h, t= 1,3 s.
G:  s=?
F: km/h -> m/s / door 3,6             en                    s = v . t
B: 16 / 3,6 = 4,4 m/s,             s  =  4,4   x    1,3 =    5,8 meter
A: Cindy's reactieafstand is: 5,8 meter. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

opdracht 2
Dominique rijd op een 100 km weg. Plots steekt er een zwijn over. Ze remt eenparig en na precies 8 seconden staat ze stil. Welke afstand is haar remweg?

G: v=100 km/h, t=8 sec remweg.
G: s=?
F:
B: 
A: Dominique heeft een remweg van _________ meter. 


timer
3:30

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 2
Dominique rijd op een 100 km weg. Plots steekt er een zwijn over. Ze remt eenparig en na precies 8 seconden staat ze stil. Welke afstand is haar remweg?

G: v=100 km/h, t=8 sec remweg.
G: s=?
F: km/h -> m/s / door 3,6           en                     s = v . t.      en v gem = vb + v e : 2
B: 100/3,6= 27,8 m/s,   v = 27,8 : 2 =13,9 m/s         s = 13,9 x 8 = 111,2 m. 
A: Dominique heeft een remweg van 111,2 meter. 


Slide 23 - Tekstslide

STOPAFSTAND
Stopafstand = 
Reactieafstand + Remafstand

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 3a
Erik rijd op de snelweg 120 km/h. Plots ontstaat er een file. Hij remt en na 11 s staat hij stil. Zijn reactietijd is 1,2 s. Wat is de stopafstand als de remweg 80 meter is?

G: 
G: 
F: 
B: 
A: 
timer
1:30

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 3a
Erik rijd op de snelweg 120 km/h. Plots ontstaat er een file. Hij remt en na 8 s staat hij stil. Zijn reactietijd is 1,2 s. Wat is de stopafstand?

G: v=120 km/h (120/3,6= 33,3 m/s), t=remweg 8 s en reactietijd=1,2 s
G: Stopafstand in m. 
F: Stopafstand = Reactieafstand + Remweg
B: Reactieafstand: 33,3x1,2= 40 m Remweg: 80 m 
      Stopafstand = 40 + 80 = 120 m
A: Stopafstand = 120 m. 

Slide 27 - Tekstslide

Pak je boek erbij

Lees paragraaf 6.4 rustig door.
pas daarna
maak je opdracht 35
= opdracht/huiswerk
timer
4:00

Slide 28 - Tekstslide