Herhalingsles H3

Het Romeinse Rijk


1. Van stadstaat tot wereldrijk
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het Romeinse Rijk


1. Van stadstaat tot wereldrijk

Slide 1 - Tekstslide

Planning
04/01: Par. 3.3 Brood en Spelen
08/01: Par. 3.4 Het Christendom
11/01: Par. 3.4 Het Christendom
15/01: Par. 3.5 Het einde van het Romeinse Rijk
18/01: Par. 3.5 Het einde van het Romeinse Rijk
22/01: Herhalingles 
25/01: Repetitie H2
29/01: Par. 4.1

Vanaf februari: stagiaires

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk bespreken

Par. 3.5 opdrachten 2, 3, 4, 6 en 7


Slide 3 - Tekstslide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Een GROOOOOOT rijk
Van natuurlijke grenzen naar forten en versterkte legerplaatsen.

Limes: de noordelijke grens. 
In Nederland: langs de rivier de Rijn.

Slide 6 - Tekstslide

DE LIMES (Nederland)

Slide 7 - Tekstslide

Leven langs de limes...
De Romeinen bouwden bij hun forten ook huizen en thermen. Later kwamen er handelaren en ambtenaren... en zo ontstonden steden zoals Utrecht en Nijmegen!

Slide 8 - Tekstslide

Romeinen in ons land

Slide 9 - Tekstslide

Romeinen in ons land
De Germanen:
  • Boeren die in dorpjes woonden en maakten gereedschap van ijzer. 
  • Het gebied = Germania Inferior.
  • De bewoners = Germanen, maar bestonden uit verschillende stammen.
  • Leerden het schrift van de Romeinen = de historie

Slide 10 - Tekstslide

Romanisering






Romanisering: overdragen of overnemen van de Romeinse cultuur door andere volken. 

Slide 11 - Tekstslide

De Bataafse Opstand

Slide 12 - Tekstslide

De Bataafse Opstand (1)
De Bataven waren een Germaanse stam. 
Wanneer een gebied een Romeinse provincie werd, moesten de bewoners grond afstaan of belastingen aan de Romeinen betalen. 
Soldaten leveren, maar de overwonnen volken mochten eigen gewoonten behouden, MAAR moesten ook de Romeinse goden accepteren...
 

Slide 13 - Tekstslide

De Bataafse Opstand (2)
69 na Chr kwamen Bataven in opstand, onder leiding van Julius Civilis, vielen de Romeinen aan en liet een fort platbranden.

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg par. 3.3: Brood en Spelen
Het Romeinse Rijk was een AGRARISCHE-STEDELIJKE SAMENLEVING: de meeste mensen leven op het platteland en een klein aantal in de steden. 

Slide 15 - Tekstslide

Rijke grootgrondbezitters
Hadden een huis in de stad en een villa op het platteland.

Slide 16 - Tekstslide

Arme en proletariërs (1)
  • De meeste arme Romeinen waren eerst boeren, maar toen hun landbouwgrond niets opbracht, moesten ze het verkopen en verhuizen naar de stad.  
  • Ze woonden in een insula.
  • Proletariërs: werklozen en zonder bezittingen. (proles = kinderen).
 

Slide 17 - Tekstslide

INSULA

Slide 18 - Tekstslide

Arme en proletariërs (3)
  • Hulp van de rijke ontvangen in ruil voor stemmen en straatgevechten.
  • Er waren meer armen dan rijken. 
  • Gladiatorengevechten, om te voorkomen dat de armen in opstand komen. 

Slide 19 - Tekstslide

Vrije en slaven
  • Slaven: waren eigendom van hun baas. Er waren verschillende  "soorten" slaven. 
  • Vrijgelatene: 
- Pas de kinderen een vrijgelatene waren echt vrij en hadden burgerrechten!
 - Mochten blijven werken voor hun bas en kregen een loon. Op dit manier kon een vrijgelatene rijker worden dan een vrije, werkloze Romein.

Slavenopstanden kwamen niet veel voor, maar gebeurde er wel en leidde tot paniek.

Slide 20 - Tekstslide

Ontspanning voor rijk en arm
  • Een gezonde geest kan niet zonder een gezond lichaam. 
  • Baden met warm- en koud water en stoombaden. 
  • Een plek waar rijke Romeinen elkaar ontmoetten. 
  • Er waren ook thermen voor armere mensen. 

Slide 21 - Tekstslide

Gladiatoren
  • Vooral voor de gewone volk. 
  • De gladiatoren vochten tegen elkaar of wilde dieren. 
  • Soms waren er schijngevechten, soms vochten ze op leven en dood.
  • Gladiatoren konden vrijgelaten worden, maar sommige bleven hun beroep uitoefenen om geld te verdienen. 

Slide 22 - Tekstslide

Het Christendom
  • 63v. Chr.: Verovering van Palestina, waar veel joden woonden.
  • Ze geloven in één God = monotheïstisch
  • Er zou een verlosser komen om hen te bevrijden van al het kwaad, dus vooral van de Romeinen. 

Slide 23 - Tekstslide

Jezus van Nazareth (1)

Slide 24 - Tekstslide

Jezus van Nazareth (2)
  • Geboren in Nazareth = begin jaartelling
  • Reisde rond door Palestina en vertelde over God en goed en kwaad. 
  • Vertelde dat iedereen is gelijk. Dat was heel aantrekkelijk voor de armen.

Slide 25 - Tekstslide

Jezus van Nazareth (4)
  • Kreeg veel aanhangers = christenen
  • Christenen geloven dat Jezus de Messias is.
  • Romeinen vonden hem gevaarlijk. 
  • Werd gevangen genomen en gekruisigde.
  • Christenen reisden rond en verspreiden het evangelie ("de goede nieuws").

Slide 26 - Tekstslide

De christenen
  • De christenen werden vervolgd. Ze wilden de Romeinse goden en de keizer niet vereren. 

Slide 27 - Tekstslide

Vervolging
Keizer Nero: brand in Rome in 64 n. Chr.

Toch had het christendom veel aanhangers. Waarom?
  • Dapperheid
  • Goed georganiseerd
  • Hielpen elkaar

Slide 28 - Tekstslide

Feiten en meningen (1)
Feit: Jezus heeft echt bestaan!
Hoe weten wij dat? Door historische bronnen onderzoek, zoals Tacitus.


Slide 29 - Tekstslide

Feiten en meningen (2)
Mening: Iedereen kan een andere mening hebben over zijn dood.


Slide 30 - Tekstslide

Het christendom wordt staatsgodsdienst (1)
  • Eerst waren vooral armen en vrouwen christelijk. Later ook de rijken. 
  • Rijken = geld = christenen helpen de armen.
  • Christenen waren goed georganiseerd. 
  • Uiteindelijk wordt het christendom staatsgodsdienst

Slide 31 - Tekstslide

Het christendom wordt staatsgodsdienst (2)
312: Keizer Constantijn's de Grote droom. Veldslag gewonnen
door God (bang voor christelijke opstand? Wilde hij rust in zijn Rijk bewaren?)
Iedereen mocht zijn eigen godsdienst kiezen.

Slide 32 - Tekstslide

Het christendom wordt staatsgodsdienst (3)
313: Tolerantie-edict = verbod op het christendom opgegeven.

391: Keizer Theodosius I = verbod op het Grieks-Romeinse geloof. Het christendom werd het staatsgodsdienst.
Christendom verspreidde zich snel over het Romeinse Rijk. 

Slide 33 - Tekstslide

Een nieuwe maatschappij
Het begin van het christelijke macht:
  • Bisschoppen (leiders van de christenen) kregen steeds meer taken in het bestuur van de Romeinse steden. 

Organisatie:
  • Bisschop: leider van een groep christenen in een stad.
  • Paus (vader,papa): eerst bisschop van Rome, later werd de paus het hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk. 

Slide 34 - Tekstslide

Het Rijk wordt gesplitst (1)
  • 1ste en 2e eeuw: Romeinen hadden steeds meer last van de Germanen.
  • Vanaf de 3e eeuw vielen vreemde volken het Oosten aan (barbaren). 
  • Oplossing van Rome? Geen! Leiders waren vooral bezig met de opvolging van de keizer (ruzies, moord en verraard).
  • Legeraanvoerders moesten vaak met hun legers naar Rome = de limes werd verzwakt. 

Slide 35 - Tekstslide

Aanvallen en De Grote Volksverhuizing

Slide 36 - Tekstslide

De barbaren
  • Vandalen: hebben Rome veroverd en geplunderd.

  • Hunnen: nomaden uit Azië. Goede maar wrede krijgers.

Slide 37 - Tekstslide

Het Rijk wordt gesplitst





WEST- EN OOST- ROMEINSE RIJK: elk met zijn eigen keizer en onderkeizer.

Slide 38 - Tekstslide

Het einde van het Romeinse Rijk (1)
476: Romulus Augustulus werd in door Germaanse huursoltaten afgezet ---> Het einde van het West-Romeinse Rijk en het begin van de Middeleeuwen!
  • De steden verdwenen, de wegen waren onveilig en was er handel meer. De gewonen mensen gaan terug naar het platteland.
Maar...

Slide 39 - Tekstslide

Het einde van het Romeinse Rijk (2)
  • Het Oost-Romeinse Rijk bleef bestaan:
        - goed beschermd tussen woestijnen en bergen.
        - keizer gaf de vijanden geld om met rust gelaten te worden.
  • Constantinopel werd het belangrijkste stad van het Rijk. 
  • In 1453 werd Constantinopel ingenomen door de Turken: het einde van het Oost-Romeinse Rijk!

Slide 40 - Tekstslide

Wat is er gebleven? (1)
  • Wegen, aquaducten, thermen, riolering.
  • Bouwkunst: bogen en koepels (beton ontdekt).
  • Wetgeving is de basis van onze wetgeving.
  • Jaarkalender
  • Christendom
  • Latijn

Slide 41 - Tekstslide