In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Aaneenschrijven en tussenklanken
Slide 1 - Tekstslide
Samenstelling
Een woord dat uit twee of meer woorden bestaat.
Eén of meer zelfstandige naamwoorden = samenstelling
-> schrijf je aan elkaar.
Samenstellingen met werkwoorden of bijv. nw = niet altijd een samenstelling
-> zoek op in woordenboek
Modetrend (mode + trend)
Automonteur (auto + monteur)
Langeafstandsloper (lange + afstand + s + loper)
piano spelen
Slide 2 - Tekstslide
De algemene regel voor het aaneenschrijven van woorden is: samengestelde woorden schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar, zolang dat geen lees- of uitspraakproblemen met zich meebrengt.
Slide 3 - Tekstslide
Maak een samenstelling van de woorden: buur + ruzie
Slide 4 - Open vraag
Maak een samenstelling van: maan + schijn
Slide 5 - Open vraag
Maak een samenstelling van: kip + soep
Slide 6 - Open vraag
Maak een samenstelling van de woorden: groente + soep
Slide 7 - Open vraag
Samenstellingen
Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.
fiets + maker = fietsenmaker
snot + bel = snottebel
dorp + café = dorpscafé
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Koppelteken: Bij klinkerbotsingen
zee-eend
toe-eigenen
foto-onderschrift
Slide 10 - Tekstslide
0
Slide 11 - Video
Hoe schrijf je: stereoinstallatie
A
stereo-installatie
B
stereoinstalatie
C
stereoïnstalatie
D
stereo-instalatie
Slide 12 - Quizvraag
Hoe maak je de samenstelling: beer + gezellig
A
berengezellig
B
beregezellig
C
beergezellig
D
beregezellie
Slide 13 - Quizvraag
Hoe schrijf je: familie + accommodatie
A
familie-accommodatie
B
familieaccommodatie
C
familieacommodatie
D
familie-accomodatie
Slide 14 - Quizvraag
Maken: Studiemeter
Via Starttaalonline – 3F – Spelling – Aaneenschrijven en tussenklanken – 3 oefeningen en de deeltoets