Week 37 - les 2

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke woorden herken je?
les vacances                                 petit
un peu                                              grand
je suis                                               merci
salut                                                   j'aime
bonjour                                             l'exercice

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht
Schrijf zoveel mogelijk woorden op in jouw schrift die je nog weet in het Frans. Schrijf daarna ook de Nederlandse vertaling op!



Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
* Lire bloc B (lezen)
* Bloc D: expliquer (uitleg grammatica)
* La fin

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen:
*Je kan aangeven welke woorden je nog weet van bloc A.
*Je kan een stripverhaal over vakantiebelevenissen begrijpen.
*Je bent bekend met de woorden die te maken hebben met familie en vakanties.
*Je kan een beeldwoordenboek maken.
*Je kan de juiste lidwoorden gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Bloc B: lire (lezen)
* Ex. 9 (p. 26)

* Ex. 10ab à deux
- Tu connais tous les mots?

* Ex. 10cd, 11 et 12 (15 minutes, à deux ou individuel)
Prêt (klaar)? Regardez (Doornemen) voca B (p.52)

Slide 6 - Tekstslide

Bloc D: la grammaire (p. 32)
__________________________________________________________________
Titel: De lidwoorden (de/het/een)

De/het = le, la, l', les

Slide 7 - Tekstslide

Vervolg grammatica
De vriend = le copain
De vriendin = la copine
Beide gebruiken de, maar worden anders vertaald.
Je moet jezelf aanleren om altijd woorden te leren met het lidwoord ervoor. 


Slide 8 - Tekstslide

Vervolg grammatica
le ami = de vriend
Maar er is klinkerbotsing volgens de Fransen (bij de e en de i)
Dus wordt le verandert in l'.
Je krijgt l'ami.

Regel: bij woorden die beginnen met klinker of stomme h dan gebruik je l' in plaats van le of la.

Slide 9 - Tekstslide

Vervolg grammatica
Meervoudswoorden: dan gebruik je 'les'.
Het maakt dan niet uit of het woord begint met een klinker, medeklinker of stomme h.

Les activités, les hôtels, les vacances, les amis. 
Wat valt nog meer op aan meervoudswoorden?

Slide 10 - Tekstslide

Samenvatting:
Wen jezelf aan bij het woordjes leren om le en la ook in je hoofd te stampen bij de woordjes.
zelfstandig naamwoord
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
le / l'
la / l'
meervoud
les
les 

Slide 11 - Tekstslide

Nu gaan we checken of het ook echt is overgekomen bij jullie!
... copain
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 12 - Quizvraag

Nog een:
... hôtel
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 13 - Quizvraag

En nog een:
... piscine
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 14 - Quizvraag

Nog eentje dan:
... vacances
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 15 - Quizvraag

En de laatste alweer!
... hôtels
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 16 - Quizvraag

Au travail!
* Quoi (wat): faites (maak) ex. 16cd et 17a
* Comment (hoe): travail (werk) individuel (alleen) ou à deux (samen)
* Questions (vragen): stel ze aan klasgenoten/docent
* Temps (tijd): environ (ongeveer) 6 minutes
* Après (daarna): expliquer (korte uitleg) ex. 17, un/une
* Prêt (klaar): lisez (lees) ex. 17b et plus

Slide 17 - Tekstslide

Het lidwoord een
Een = un of une 
Un bij mannelijk enkelvoud (net zoals bij le)
Une bij vrouwelijk enkelvoud (net zoals bij la)

Ik heb een cijfer.
Ik heb het cijfer.
Verschil in betekenis?          - Ex. 17c

Slide 18 - Tekstslide

Check:
... famille
A
un
B
une

Slide 19 - Quizvraag

Nog eentje:
... frère
A
un
B
une

Slide 20 - Quizvraag

De laatste:
... camping
A
un
B
une

Slide 21 - Quizvraag

Au travail:
* Quoi (wat): faites (maak) ex. 17de, 18, 19
* Comment (hoe): travail (werk) individuel (alleen) ou à deux (samen)
* Questions (vragen): stel ze aan klasgenoten/docent
* Temps (tijd): environ (ongeveer) 10 minutes
* Après (daarna): la fin!
* Prêt (klaar): lisez (lees) voca B (p.52)

Slide 22 - Tekstslide

Is dit allemaal gelukt?
*Je kan aangeven welke woorden je nog weet van bloc A.
*Je kan een stripverhaal over vakantiebelevenissen begrijpen.
*Je bent bekend met de woorden die te maken hebben met familie en vakanties.
*Je kan een beeldwoordenboek maken.
*Je kan de juiste lidwoorden gebruiken. 

Slide 23 - Tekstslide

Les devoirs (huiswerk):
* Faire: ex. 16, 17, 18 et 19
* Apprendre: bloc A, B et D


Slide 24 - Tekstslide