laatste les voor de toets Hs 3

laatste les voor de toets Hs 3
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 14 min

Onderdelen in deze les

laatste les voor de toets Hs 3

Slide 1 - Tekstslide

vraag 1
Als je op een mooie zomerdag (het is 25 ºC) een heliumballon loslaat, is hij
0,45 m3 groot en is de druk in de ballon 1,40 bar.
a. Bereken het aantal mol helium in de ballon.
De ballon stijgt op tot 100 meter hoogte. Op deze hoogte is de temperatuur
gedaald tot 18 ºC en de druk tot 0,876 bar. Hierdoor is het volume van de
ballon toegenomen tot 0,52 m3.
b. Bereken de druk in de ballon op deze hoogte.
c. Stel dat de ballon niet elastisch was, bereken hoeveel procent van de
gasdeeltjes uit de ballon zullen stromen als er een gat in de ballon ontstaat.

Slide 2 - Tekstslide

antwoord

Slide 3 - Tekstslide

vraag 2
Een blok eikenhout van 2,4 dm3 hangt aan een nylon koord. De diameter
van dit koord is 1,6 mm.
a Bereken de massa van het blok hout.
b Bereken de zwaartekracht die op het blok hout werkt.
c Bereken wat de spanning in het nylon koord is als je het blok hout er aan
hangt.
d Bereken hoeveel procent dit koord is uitgerekt als je het blok hout eraan
hangt.
e Hoeveel van deze blokken zou je aan het nylon koord kunnen hangen
voordat het koord breekt?

Slide 4 - Tekstslide

antwoord

Slide 5 - Tekstslide

vraag 3
Aan een lang stuk rubber maak je een haak vast. Het rubber is 3,2 meter
lang, 2,0 mm breed en 1,5 mm dik. Aan deze haak hang je een emmer met water erin, deze emmer weegt inclusief water 10,0 kg.
a Bereken de spanning in het rubber.
b Bereken hoe lang het rubber is als de emmer eraan hangt.
c Leg uit waarom het rubber langer dan 3,2 m is, als je de emmer met de
haak weer loshaalt.

Slide 6 - Tekstslide

antwoord

Slide 7 - Tekstslide

vraag 4
Tijdens het koken zet je een bak met 2,0 liter water van 20 C in de
magnetron, omdat het water snel moet koken. De magnetron heeft een
vermogen van 1200 W.
a Hoeveel energie moet je aan het water toevoeren voordat het kookt?
b Hoe lang duurt het voordat het water kookt?
Ondertussen zet je de frituur aan om in olijfolie aardappeltjes te bakken. Het
vermogen van de frituur is 600 W en er zit 1,0 liter olijfolie van 20C. Je wilt
de aardappeltjes bakken in olijfolie van 140 C.
c Wat gebeurt eerder: het water kookt of de olie in de frituur is op
temperatuur?

Slide 8 - Tekstslide

antwoord

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 5
Elias denkt erover om de buitenmuren van zijn huis te isoleren. Hierdoor
zou de warmtegeleidingscoëfficiënt van 0,6 W/(mK) dalen naar 0,4
W/(mK). Deze isolatie kost € 60,-- per vierkante meter. In huis is het
gemiddeld 17 C terwijl het buiten gemiddeld 10,1 C is. Warmte opgewekt
door de verbranding van gast kost ongeveer 11 cent per kilowattuur. De
muren zonder isolatie zijn 10 cm dik, met isolatie zijn ze 12 cm dik.
a Na hoeveel tijd (dagen, maanden of jaren) heeft Elias zoveel bespaard aan
energiekosten dat hij zijn kosten van het isoleren heeft terugverdiend?
b Elias denkt slim te zijn en maakt de isolatie 2x zo dik. Duurt het nu langer of
minder lang voordat hij zijn investeringskosten heeft terugverdiend?

Slide 10 - Tekstslide

antwoord
Elias gebruikt normaal gesproken per seconde, per vierkante meter 41,4 Joule.
In de nieuwe situatie gebruikt Elias per seconde, per vierkante meter 23 Joule.
Hij bespaart dus per seconde 18,4 Joule.
De isolatie heeft hem per vierkante meter €60,-- gekost. Hiermee had hij 545 kWh of 2,0  109 J kunnen kopen.

Slide 11 - Tekstslide

antwoord
b. Langer. Hij bespaart wel meer maar niet 2x zo veel. De dikte neemt slechts
toe van 12 naar 14 cm, niet 2x zo dik en de isolatie is wel beter maar ook
niet 2x zo goed.

Slide 12 - Tekstslide