Ma 26 juni Alinea- zinsverbanden

Tekst- en zinsverbanden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tekst- en zinsverbanden

Slide 1 - Tekstslide

Zinsverbanden

Zinsverband = een verband binnen een zin of tussen zinnen.

VB. Kleine kriebelbeestjes komen al eeuwen op aarde voor. 
Zo houdt de kakkerlak het al meer dan 200 miljoen jaar vol.

 

Slide 2 - Tekstslide

Verbanden
Zinsverband: Zinnen hebben met elkaar te maken.
Voorbeeld: In de eerste zin wordt iets gedaan. In de volgende zin lees je wat erna gebeurd .

Alineaverband:  In de eerste alinea wordt iets gezegd. In de volgende alinea lees je een voorbeeld.

Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden (uitleg) 
Tekstverband:                                                  Signaalwoord:
voorbeeld                                                           zo, zoals, bijvoorbeeld
reden/ argument                                             want, omdat, daarom
conclusie/ standpunt                                     dus, kortom, dan ook


Slide 4 - Tekstslide

signaalwoorden
De eerste alinea van je middenstuk kun je beginnen met:
Verwijzing naar de stelling;
Signaalwoord: Om te beginnen....

De tweede alinea begin je dan ook met een signaalwoord:
Vervolgens, daarnaast

Slide 5 - Tekstslide

 Signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! 
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 6 - Tekstslide

Signaalwoorden
Een voorbeeld kun je aankondigen met een signaalwoord:
bijvoorbeeld, zoals, denk maar aan, zo, neem nou, ...



Slide 7 - Tekstslide

Tekstverbanden
- opsomming
- tegenstelling
- reden 
- conclusie

Slide 8 - Tekstslide

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband CONCLUSIE?
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een zinsverband?
A
Als twee zinnen achter elkaar staan geschreven.
B
Als de woorden goed bij elkaar passen
C
Als twee zinnen een verband met elkaar hebben

Slide 10 - Quizvraag

Signaalwoorden geven zinsverbanden en alineaverbanden aan.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband TEGENSTELLING?
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 12 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband VOORBEELD?
A
samenvattend
B
echter
C
ter toelichting
D
zo

Slide 13 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband OPSOMMING?
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 14 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband OPSOMMING?
A
nu
B
aan de ene kant
C
bovendien
D
zoals

Slide 15 - Quizvraag

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van conclusie
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 16 - Sleepvraag

Signaalwoord 
       tijd
Signaalwoord  
conclusie
Signaalwoord
doel-middel
Intussen
Daarmee
Dus
Daarna
Tijdens 
Daartoe
Met de bedoeling 
Vandaar

Slide 17 - Sleepvraag

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 18 - Sleepvraag

Signaalwoord
Geen signaalwoord

maar

   aan

worden 


 want

Hoewel

  slecht

Slide 19 - Sleepvraag

Tekstverband = reden
Tekstverband = tegenstelling
Signaalwoord:         want
Signaalwoord
    omdat
Signaalwoord:
      echter
Signaalwoord:
    maar

Slide 20 - Sleepvraag