In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Willkommen im Deutschunterricht
Slide 1 - Tekstslide
Rückblick
Slide 2 - Tekstslide
Aufbau der Stunde
- Oefenen voor proefwerk
- Aan de slag met spreekvaardigheid
- SO woorden
Slide 3 - Tekstslide
Lernziele
Je:
hebt laten zien dat je de woorden voldoende beheerst
hebt stof herhaald voor het proefwerk
weet hoe je zelfstandig met Lesson Up werkt
Slide 4 - Tekstslide
Vorwissen aktivieren
Hopelijk heb je voor de toets al regelmatig de woordjes geleerd en weet je al het meeste over de Grammatik. Dat gaan we nu zien! Mocht je toch nog even willen spieken, pak dan je naamvallenblad en je tabel van het persoonlijk vnw. of kijk in je boek op blz. 74 en 75.
Was wisst ihr schon?
Slide 5 - Tekstslide
Hier kommt die Erläuterung....!
Slide 6 - Tekstslide
Wat is de juiste volgorde?
A
Hij/hem regel toepassen en dan voorzetsel zoeken
B
Voorzetsel zoeken en dan ontleden
C
Eerst voorzetsel zoeken, dan hij/hem regel toepassen
D
Ontleden en daarna hij/hem regel toepassen
Slide 7 - Quizvraag
Je kunt de 1e naamval vinden door het deel van de zin te vervangen door:
A
hij
B
aan/voor hem
C
hem
Slide 8 - Quizvraag
Je kunt de 4e naamval vinden door het deel van de zin te vervangen door:
A
hij
B
aan hem
C
hem
Slide 9 - Quizvraag
Je kunt de 3e naamval vinden door het deel van de zin te vervangen door:
A
hij
B
aan hem
C
hem
Slide 10 - Quizvraag
(Mijn) ..... Hund (m) isst gerne Fleisch.
A
Dein
B
Sein
C
Kein
D
Mein
Slide 11 - Quizvraag
Hast du (een)........Stift (m) ?
A
ein
B
einen
Slide 12 - Quizvraag
Ich kaufe _______ Kuli (m).
A
ein
B
eine
C
einen
Slide 13 - Quizvraag
(mijn) Eltern haben (een) Hund (m) gekauft
A
mein / einer
B
meine / einen
C
meiner / einen
D
mein / ein
Slide 14 - Quizvraag
Vul in ein, eine of einen. Wir nehmen _____ Cola. (v)
A
eine
B
ein-
C
einen
Slide 15 - Quizvraag
... Junge ist 11 Jahre alt.
A
diese
B
diesem
C
diesen
D
dieser
Slide 16 - Quizvraag
Sie haben es dies......Mann gegeben.
A
diesem
B
dises
C
dieser
D
diesen
Slide 17 - Quizvraag
Welch... Sport (m) treibst du?
A
welcher
B
welche
C
welchen
D
welchem
Slide 18 - Quizvraag
..... Kind (o) hat ..... Mutter die Zeichnung gegeben?
A
welches / die
B
welche / die
C
welchen / der
D
welches / der
Slide 19 - Quizvraag
Het persoonlijk voornaamwoord U in de 4e naamval is?
A
sie
B
Sie
C
euch
D
ihn
Slide 20 - Quizvraag
Het persoonlijk voornaamwoord zij in de 3e naamval is?
A
ihr
B
ihn
C
sie
D
Sie
Slide 21 - Quizvraag
Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in
Wie findest ______ seine neue Freundin?
A
du
B
dich
Slide 22 - Quizvraag
Kies het juiste persoonlijk voornaamwoord
Er ruft _______ heute Abend an.
A
ihr
B
euch
Slide 23 - Quizvraag
Kies het juiste persoonlijk voornaamwoord
_______ müsst euch umziehen (omkleden).
A
ihr
B
euch
Slide 24 - Quizvraag
Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in. Kennst du ..... (haar) noch?
A
sie (1e naamval)
B
ihr (3e naamval)
C
sie (4e naamval)
Slide 25 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord in: Ist …….. (zij) viel zu klein?
A
Sie
B
sie
C
ihr
Slide 26 - Quizvraag
AANMELDEN, Zie Magister!
Slide 27 - Tekstslide
SO Idioom
timer
12:00
Slide 28 - Tekstslide
Was: Aanmelden bij Lesson up en aan de slag met de opdracht
Wie: zelfstandig
Zeit: tot eind van de les
Hilfe: Wörterbuch
Fertig: lernen für Prüfung
Ergebnis: sehe Lessen Up
Selbständig arbeiten
Slide 29 - Tekstslide
Hausaufgaben
leren voor de SO en het proefwerk!
Maken: Afmaken tekst in Lesson Up en san de slag met kijken- en luisteren in Woots.
Slide 30 - Tekstslide
Lernziele Check
Je:
hebt laten zien dat je de woorden voldoende beheerst