SO woorden, vertalen en naamvallen les 4&5

Dit SO bestaat uit 13 vragen.
Je mag de vragen maken in de volgorde die je zelf wil.
Je kunt heen en weer bladeren tussen de verschillende vragen.
Je hebt voor dit SO 40 minuten de tijd.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Dit SO bestaat uit 13 vragen.
Je mag de vragen maken in de volgorde die je zelf wil.
Je kunt heen en weer bladeren tussen de verschillende vragen.
Je hebt voor dit SO 40 minuten de tijd.

Slide 1 - Tekstslide

1. [4]
Schrijf van boven naar beneden het hele rijtje op van signum, enkelvoud en meervoud.

Slide 2 - Open vraag

2. [4]
Schrijf van boven naar beneden het hele rijtje op van ignis, enkelvoud en meervoud.

Slide 3 - Open vraag

3. [2]
Noteer naamval, getal (ev/mv) en verbuigingsgroep van partis.
LET OP: partis staat niet in de nom ev.

Slide 4 - Open vraag

4. [2]
Noteer naamval, getal (ev/mv) en verbuigingsgroep van armis (2x).
LET OP: armis staat niet in de nom ev.

Slide 5 - Open vraag

5. [2]
Noteer naamval, getal (ev/mv) en verbuigingsgroep van auxilio (2x).
LET OP: auxilio staat niet in de nom ev.

Slide 6 - Open vraag

6. [2]
Noteer naamval, getal (ev/mv) en verbuigingsgroep van solum.
LET OP: solum staat niet in de nom ev.

Slide 7 - Open vraag

7. [2]
Noteer naamval, getal (ev/mv) en verbuigingsgroep van culpae (3x).
LET OP: culpae staat niet in de nom ev.

Slide 8 - Open vraag

8. [4]
Si rex abest, pars militum semper dormit.

Vertaal deze zin.

Slide 9 - Open vraag

9. [5]
Per silentium noctis turba Romanorum discedere temptat.

a. Vertaal deze zin.
b. Noteer de naamval en gebruikswijze van silentium.

Slide 10 - Open vraag

10. [5]
In monte puellae signum dearum orant.

a. Vertaal deze zin.
b. Noteer de naamval en gebruikswijze van monte.

Slide 11 - Open vraag

11. [6]
Custodes arcis eis arma ostendunt.

a. Vertaal deze zin.
b. Noteer de woordsoort van eis.
c. Citeer uit deze zin het lijdend voorwerp.

Slide 12 - Open vraag

12. [1]
Voor welk zinsdeel wordt een genitivus gebruikt?

Slide 13 - Open vraag

13. [1]
In welke naamval staat het belanghebbend voorwerp?

Slide 14 - Open vraag

Einde van dit SO.

Slide 15 - Tekstslide