Past simple rww +oww

Hello!

  •  Open your book on p. 54
  •  Log in to the lessonup. 

Vandaag uitleg over Verleden tijd in het Engels
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hello!

  •  Open your book on p. 54
  •  Log in to the lessonup. 

Vandaag uitleg over Verleden tijd in het Engels

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple - verleden tijd
doel:
  • je weet wanneer je de past simple gebruikt
  • je kunt de Past Simple maken in

 + gewone zinnen
- vraagzinnen
? ontkennende zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.


Slide 3 - Tekstslide

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it rained
they beg-> they begged

Slide 4 - Tekstslide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 5 - Tekstslide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:
I play - I played

Slide 6 - Tekstslide

Past Simple - Onregelmatige werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn onregelmatig (OWW) en dat betekent dat ze geen '-ed' krijgen maar hun eigen vorm hebben.

to write  -> wrote    I wrote her a letter last week.
to go       -> went      He went to Italy last year.
to make -> made     They made a very nice meal two days ago.

Slide 7 - Tekstslide

Past Simple - OWW

Er zijn geen regels voor de OWW, je moet ze uit je hoofd leren. Je pakt voor de Past Simple de 2e kolom.

see - saw - seen
come - came - come

Slide 8 - Tekstslide

Past Simple Signaalwoorden

In de zin staat vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 9 - Tekstslide

Je gebruikt de Past Simple als...
A
iets gebeurd is in de toekomst
B
iets iedere dag gebeurt
C
iets gebeurd is in het verleden
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 10 - Quizvraag

What is correct?
We ..... (go) the cinema yesterday.

A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 11 - Quizvraag

What is correct?
Yesterday I ..... (clean) the kitchen.
A
clean
B
cleaned

Slide 12 - Quizvraag

What is correct?
This morning Stijn ..... (tell) me a story.
A
told
B
tolded
C
telled
D
tolt

Slide 13 - Quizvraag

What is correct?
We ..... (think) about getting a dog.
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked

Slide 14 - Quizvraag

What is correct?
You ..... (plan) to meet King Charles in London.
A
planned
B
planed
C
planning
D
plan

Slide 15 - Quizvraag

Past Simple - Vraag

Vraagzinnen
Did + hele ww (1e kolom):

Did you walk to school yesterday?

Slide 16 - Tekstslide

Turn into questions
My sister played the guitar last year.
A
Did my sister play the guitar last year?
B
Did my sister played the guitar last year?
C
Does my sister play the guitar last year?

Slide 17 - Quizvraag

Turn into questions
I saw St. Nicolas at school.
A
Did I see St. Nicolas at school?
B
Do I see St. Nicolas at school?
C
Did I saw St. Nicolas at school?

Slide 18 - Quizvraag

Turn into questions
We met Prince William last year.
A
Does we met Prince William last year
B
Did we met Prince William last year?
C
Did we meet Prince William last year?

Slide 19 - Quizvraag

Turn into questions
I helped you with your homework.
A
Did I helped you with your homework?
B
Did I help you with your homework?
C
Do I help you with your homework?

Slide 20 - Quizvraag

Turn into questions
They studied very hard for the test.
A
Do they studied very hard for the test?
B
Did they studied very hard for the test?
C
Did they study very hard for the test?

Slide 21 - Quizvraag

Past Simple - Ontkenning

Ontkennende zinnen
Didn't / did not + hele ww (1e kolom):

You didn't / did not walk to school yesterday.

Slide 22 - Tekstslide

Turn into a negative
You bought a game.
A
You didn't buy a game.
B
You did not bought a game.
C
You don't buy a game.

Slide 23 - Quizvraag

The teacher was married.
A
The teacher was not married.
B
The teacher wasn't marry.
C
The teacher didn't was married.

Slide 24 - Quizvraag

Turn into a negative
I ate a sandwich yesterday.
A
I don't eat a sandwich yesterday.
B
I didn't ate a sandwich yesterday.
C
I didn't eat a sandwich yesterday.

Slide 25 - Quizvraag

Turn into a negative
We planned our holiday 2 years ago.
A
I did not planned our holiday 2 years ago.
B
I don't planned our holiday 2 years ago.
C
I did not plan our holiday 2 years ago.

Slide 26 - Quizvraag

Turn into a negative
The team played a very good game.
A
The team did not played a very good game.
B
The team didn't played a very good game.
C
The team didn't play a very good game.

Slide 27 - Quizvraag

Ik denk dat ik het
A
helemaal snap.
B
een beetje snap.
C
helemaal niet snap.

Slide 28 - Quizvraag

Om me te verbeteren, heb ik nodig:
A
nog een keertje uitleggen a.u.b. en misschien nog een keer
B
extra digitaal oefenen via padlet
C
extra oefenen op papier
D
iets anders

Slide 29 - Quizvraag

Past simple

Slide 30 - Tekstslide

Get to work
K: 2.2 exercise 1 t/m 10 
T: 2.2 exercise 1 t/m 11 

woordtrainer + TYS (moet deze week af, mag ook 
volgende les nog aan werken)

Slide 31 - Tekstslide