Les 5 Wet en regelgeving houden honden/katten

Wet- en regelgeving
Diersoortverdieping gezelschapsdieren
1 / 62
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 62 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wet- en regelgeving
Diersoortverdieping gezelschapsdieren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


1
2
3
4
5
6

Slide 3 - Poll

Welke kleur heeft een smurf als je hem wurgt?
A
Blauw
B
Paars
C
Geel
D
Wit

Slide 4 - Quizvraag

Als Pinokkio zegt: mijn neus zal nu groeien. Wat gebeurt er dan?
A
Hij ontploft
B
Hij blijft het zelfde
C
Zijn neus groeit en krimpt tegelijk
D
Hij verandert in een echte jongen

Slide 5 - Quizvraag

Welke superkracht zou een slak hebben?
A
Supersnelle glijvluchten
B
Onzichtbaarheid
C
De kracht om de tijd te vertragen
D
Telepathie met andere slakken

Slide 6 - Quizvraag

Wat zou een vampier drinken als hij geen bloed meer heeft?
A
Tomatensap
B
Chocolademelk
C
Rode wijn
D
Energiedrank met extra knoflook

Slide 7 - Quizvraag

Wat gebeurt er als je een pinguïn in de woestijn zet?
A
Hij begint een zonnebrillenmerk
B
Hij maakt een iglo van zand
C
Hij smelt
D
Hij start een sufschool

Slide 8 - Quizvraag

Wat weet je al van wet- en regelgeving voor gezelschapsdieren?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Wat staat er in de wet dieren centraal?
A
Hoeveel dieren er voor productie gebruikt mogen worden.
B
De intrinsieke waarde van het dier.
C
Hoeveel honden er in Europa gehouden mogen worden.
D
Wie er mag fokken met dieren.

Slide 18 - Quizvraag

De Wet Dieren heeft als doel de kwaliteit van het welzijn en de gezondheid van dieren te waarborgen
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

De Wet Dieren werkt volgens het nee, tenzij principe

A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

In de Wet Dieren staan details en specifieke regels

A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

In de Wet Dieren staan ook regels over wilde dieren
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quizvraag

In artikel 1.3 wordt de intrinsieke waarde van het dier genoemd. Wat wordt hiermee bedoeld?

Slide 23 - Open vraag

Marie ziet buiten op straat een rondzwervend (huis-)konijn dat op 3 poten rondhupt, het dier heeft duidelijk moeite met bewegen. Is Marie verplicht dit dier te helpen ook al is het niet haar konijn?

Slide 24 - Open vraag

Besluit Houders van Dieren
  • Bevat regels waaraan houders van dieren moeten voldoen rondom huisvesting en verzorging.
  • Ook staan er regels in rondom opvangen, fokken, verhandelen van dieren.
  • Globaal: dierenwelzijn centraal, 5 vrijheden verwerkt in de wetgeving. 

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht Besluit Houders van dieren
Jullie gaan zo meteen in verschillende groepen  een onderdeel van het Besluit Houders van dieren lezen en bespreken. Vervolgens zorg je dat je de essentie van het artikel/de artikelen (= antwoord op de vraag) op een begrijpelijke manier aan de rest van de klas kan overbrengen:

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht Besluit Houders van dieren
  • Artikel 1.3 Wat mag je, volgens de wet, niet doen met dieren?
  • Artikel 1.4 Wanneer komt een diersoort in aanmerking om op de huisdierenlijst te komen?
  • Artikel 1.6 Wat zijn de basisvoorwaarden bij het houden van dieren?
  • Artikel 1.7 Wat verstaat men onder goede verzorging?
  • Artikel 1.8 Wat verstaat de wet onder goede huisvesting van dieren?

Per artikel wordt je in een break-out room geplaatst.
Jullie krijgen 20 minuten voor deze opdracht
Daarna bespreken we jullie antwoorden klassikaal


Slide 27 - Tekstslide

Artikel 1.3. Verboden gedragingen ten aanzien van dieren
  • het zich ontdoen van een dier;
  • het schoppen van een dier;
  • het zodanig slaan van een dier dat dit letsel ten gevolge heeft;
  • het onderwerpen van een dier aan een explosieve, bijtende of brandende stof;
  • het weiden van een dier op niet beweidbaar land of, anders dan voor korte duur, weiden op slecht beweidbaar land
  •  het zich vervoeren of verplaatsen, het zich laten vervoeren of laten verplaatsen of een ander doen vervoeren of doen verplaatsen op een dier of in of op een vervoermiddel dat wordt voortbewogen door een dier, indien dat vervoeren of verplaatsen de krachten van dat dier kennelijk te boven gaat, of indien het dier daartoe kennelijk niet geschikt is.

Slide 28 - Tekstslide

Artikel 1.4 Wanneer komt een diersoort in aanmerking om op de huisdierenlijst te komen?
  • De diersoort mag geen risico’s vormen voor de veiligheid of gezondheid van mensen, bijvoorbeeld door agressief gedrag of de verspreiding van ziekten.
  • De soort mag geen ernstige schade toebrengen aan de natuur of het ecosysteem wanneer ze ontsnapt.
  • Het dier moet in een huiselijke omgeving gehouden kunnen worden zonder dat het welzijn van het dier ernstig wordt geschaad. De natuurlijke gedragingen van het dier moeten binnen redelijke grenzen uitgeoefend kunnen worden.
  • De fysiologische behoeften van het dier (zoals voeding, ruimte, sociale interactie) moeten vervuld kunnen worden in een omgeving die gangbaar is voor een huisdier.

Slide 29 - Tekstslide

Artikel 1.6 Houden van dieren
  • De bewegingsvrijheid van een dier wordt niet op zodanige wijze beperkt dat het dier daardoor onnodig lijden of letsel wordt toegebracht.
  • Een dier wordt voldoende ruimte gelaten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften.
  • Een dier wordt, indien het niet in een gebouw wordt gehouden, bescherming geboden tegen slechte weersomstandigheden, gezondheidsrisico’s en zo nodig roofdieren.
  •  De houder van een dier dat in een gebouw of kooi wordt gehouden, draagt er zorg voor dat het dier daaruit niet kan ontsnappen.

Slide 30 - Tekstslide

Artikel 1.7 Verzorgen van dieren (1)
Degene die een dier houdt, draagt er zorg voor dat een dier:

  • wordt verzorgd door een persoon die beschikt over de voor die verzorging nodige kennis en vaardigheden;
  • slechts onder de hoede wordt gesteld van een persoon die kennelijk tot de verzorging in staat is;
  •   dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd;
  •   een toereikende behuizing heeft onder voldoende hygiënische omstandigheden;

   

Slide 31 - Tekstslide

Artikel 1.7 Verzorgen van dieren (2)
Degene die een dier houdt, draagt er zorg voor dat een dier:

  •  een voor dat dier toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer krijgt toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier;
  • toegang heeft tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan voldoen;
  •  voldoende verse lucht of zuurstof krijgt.

Slide 32 - Tekstslide

Artikel 1.8 Behuizing
  • Een ruimte waarin een dier wordt gehouden, wordt voldoende verlicht en verduisterd om aan de ethologische en fysiologische behoeften van het dier te voldoen.

  • Behuizingen, waaronder begrepen de vloer, waarin een dier verblijft en inrichtingen voor de beschutting voor een dier zijn op zodanige wijze ontworpen, gebouwd en onderhouden dat bij de dieren geen letsel of pijn wordt veroorzaakt en bevatten geen scherpe randen of uitsteeksels waaraan het dier zich kan verwonden..

Slide 33 - Tekstslide

Artikel 1.8 Behuizing (2)
  • In de ruimte waarin een dier wordt gehouden, worden geen materialen en, in voorkomend geval, bodemdekking gebruikt die ongeschikt of schadelijk zijn voor het dier.


  • De materialen, bedoeld in het derde lid, kunnen eenvoudig worden gereinigd en ontsmet

Slide 34 - Tekstslide

Bedrijfsmatigheid
  • Er zijn regels waar je je aan moet houden als je bedrijfsmatig bezig bent met dieren (dierenwelzijn, vakbekwaamheid, huisvesting, opvang, fokken, verhandelen)

Slide 35 - Tekstslide

Kan jij voorbeelden bedenken wanneer je dieren bedrijfsmatig houd?

Slide 36 - Open vraag

Bedrijfsmatigheid
  • Je fokt niet om de dieren zelf te houden als huisdier of voor vrienden/ familie.
  • Je verkoopt of levert dieren af aan anderen dan vrienden/ familie.
  • Je vangt dieren op tegen vergoeding en plaatst advertenties hiervoor.
  • Je hebt ruimtes speciaal ingericht voor de opvang, handel of fof van dieren.
  • Je bent geregistreerd bij de Kamer van Koophandel of hebt een BTW nummer.
  • Je adverteert.
  • Je oefent activiteiten uit om winst te maken.

  • Je beoordeelt zich of je bedrijfsmatig bezig bent! Bij controle moet je zelf aannemelijk maken bij de inspecteur dat je hobbymatig en niet bedrijfsmatig bezig bent!

  • Als je een beurs, markt of tentoonstelling organiseert waar bedrijfsmatige activiteiten met huisdieren plaatsvinden, moet je dit zelf melden bij de NVWA.

Slide 37 - Tekstslide

Voldoet dit
verblijf
aan
alle eisen?
A
Ja, aan alle eisen is voldan
B
Nee, de kat is alleen
C
Nee, de kat heeft geen bewegingsruimte

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Tekstslide

Hoe groot moet een verblijf van één hond (schofthoogte = 25 centimeter) zijn?
A
(1 + 0) × 1,0= 1 vierkante meter
B
(1 + 1) × 1,0 = 2 vierkante meter
C
(1 + 1) × 2,0 = 4 vierkante meter

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Tekstslide

Benoem zoveel mogelijk dingen waar je rekening mee moet houden bij bedrijfsmatig houden van honden

Slide 42 - Woordweb

Interactie
Honden zijn groepsdieren. Ze vinden het fijn om contact te hebben met andere honden. Zorg voor voldoende tijd met andere honden. Is de hond wat minder goed met andere honden? Zorg dan voor voldoende tijd met de verzorger.
Maximaal twee honden in een kennel of hondenhok
Voorkom ruzie bij het eten door maximaal twee honden in een kennel te zetten. Je kunt de honden ook apart zetten bij het eten om ruzie te voorkomen.
Voldoende ruimte
Zorg dat de hond genoeg ruimte heeft om rond te lopen zonder tegen een andere hond aan te lopen.
Eigen slaapplek
Zorg dat alle honden voldoende plek hebben voor een eigen slaapplek.



Interactie
Honden zijn groepsdieren. Ze vinden het fijn om contact te hebben met andere honden. Zorg voor voldoende tijd met andere honden. Is de hond wat minder goed met andere honden? Zorg dan voor voldoende tijd met de verzorger.

Maximaal twee honden in een kennel of hondenhok
Voorkom ruzie bij het eten door maximaal twee honden in een kennel te zetten. Je kunt de honden ook apart zetten bij het eten om ruzie te voorkomen.

Voldoende ruimte
Zorg dat de hond genoeg ruimte heeft om rond te lopen zonder tegen een andere hond aan te lopen.

Eigen slaapplek
Zorg dat alle honden voldoende plek hebben voor een eigen slaapplek.t

Slide 43 - Tekstslide

Alle honden zijn geschikt om in een buitenkennel te leven
Juist
Onjuist

Slide 44 - Poll

Benoem nu de eisen voor een buitenverblijf van een hond

Slide 45 - Woordweb

Schaduw en zon
Zorg dat er plekken in de schaduw en in de zon zijn.

Binnenverblijf
Zorg dat de hond beschikking heeft over een binnenverblijf, zoals een kennel of een hondenhok.

Warme ligplek
Zorg dat de hond een warme plek heeft om te liggen. Kou wordt vooral tegengegaan door de hond van de grond te laten liggen. Denk aan een simpele pallet met daarop een kussen of hondenmand

Slide 46 - Tekstslide

Waar moet je allemaal rekening mee houden als je een hond gaat verplaatsen van het ene verblijf naar de andere?

Slide 47 - Woordweb

Verplaatsing honden
  • Houd rekening met de samenstelling van de groep: welke honden kunnen bij elkaar worden geplaatst en welke niet? Let daarbij op het gedrag van de hond die je verplaatst. Geeft hij stresssignalen? Vindt hij het leuk?
  • Bedenk wat voor materiaal je gebruikt voor het verplaatsen van de hond, zoals een halsband, tuigje, jachtriem of slipketting.
  • Let bij het benaderen van vreemde honden goed op het gedrag. Is het veilig? Vinden beide honden het leuk?

Slide 48 - Tekstslide

Benoem de verschillende manieren om meerder katten bij elkaar te houden

Slide 49 - Open vraag

Katten bij elkaar houden
  • Een kattenkamer is een kamer waar de katten in een groep loslopen. Soms zijn er in kattenkamers aparte verblijven aanwezig waar de katten ’s avonds alleen in kunnen verblijven.
  • Een cattery is een plek waar katten worden gefokt en verkocht. De katten hebben vaak het hele huis tot hun beschikking en zijn vaak familie van elkaar. 


Slide 50 - Tekstslide

Waar moet je allemaal rekening mee houden als je een kat binnen houdt?

Slide 51 - Woordweb

  • Ververs de kattenbak regelmatig.
  • Houd als vuistregel voor aantal kattenbakken aan: aantal katten + één. Dus bij twee katten moeten er minstens drie kattenbakken aanwezig zijn.
  • Zorg voor voldoende afleiding, zoals krabpalen, verhogingen en spelletjes. Meerdere krabpalen op verschillende plekken in het huis zorgen voor minder schade aan het meubilair, zeker als ze op favoriete plekjes, zoals bij de deur worden gezet.
  • Zorg voor veiligheid (let op met elektrische bedrading).
  • Zorg voor een warme plek waar de kat kan slapen.

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Tekstslide

Wat zijn invasieve soorten?

Slide 56 - Open vraag

Invasieve exoten (1)
Uitheemse soorten (exoten) die zich buiten hun natuurlijke leefomgeving hebben gevestigd, door menselijk handelen, en daar schade veroorzaken aan de inheemse natuur
- Kunnen de inheemse natuur verdringen, opeten, infecteren, vermengen, ecosystemen veranderen
- Economische schade veroorzaken

Slide 57 - Tekstslide

Invasieve exoten (2)

Komen hier via bijv.: handel (en vrijlaten), meeliften (containers, bagage reizigers). soms ook bewust (biologische bestrijding)

Europese wetgeving: IAS Unielijst
- Houdverbod m.b.t. diersoorten die bij ontsnapping/vrijlaten invasief (kunnen) zijn

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Video

Slide 60 - Tekstslide

Check out

Hoe tevreden ben jij over deze les?
A
B
C

Slide 61 - Quizvraag

Check-out: wat wil je nog kwijt of vragen?

Slide 62 - Woordweb