Wat: Je schrijft een verhaal over hoe jij vroeger woonde en hoe jij nu woont.
Hoe: Denk na: hoe zag jouw huis er vroeger uit, wat was er in de buurt? Hoe is dat nu? Je schrijft het verhaal alleen. Je schrijft in totaal 10 zinnen. Denk aan de checklist!
Hulp: Vraag het aan een klasgenoot of een docent, gebruik het woordenboek Tijd: 25 minuten
Uitkomst: Je hebt tien Nederlandse zinnen geschreven, waarin je de tegenwoordige tijd, de verleden tijd en voegwoorden hebt gebruikt.
Klaar? Ga verder werken in Disk