Welke woordsoort is hier onderstreept?
1. Het
oude flatgebouw in onze
straat wordt de komende maanden opgeknapt.
2. Kevin heeft gisteren zijn eerste wedstrijd gewonnen.
3. Mijn moeder wil niet in een flatgebouw zonder lift wonen.
4. Mariëtte gaat vanavond bowlen met haar vriendinnen.
5. Die jongen heeft verkering met het kleinste meisje in de klas.