In deze les zitten 29 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
4 Bidden, vechten, werken
4.3 In en om het kasteel
Slide 1 - Tekstslide
s.o afspreken
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
ken je de begrippen drieslagstelsel, horige, herendiensten, domein en standen. (R)
kun je herkennen en uitleggen hoe de mensen in de vroege middeleeuwen leefden en hoe de samenleving was ingedeeld. (T1)
kun je zelf een tekening maken van een domein waarop duidelijk wordt hoe leven was in de vroege middeleeuwen. (T2)
kun je verklaren waarom veel vrije boeren toch horige werden. (I)
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Welke drie standen waren er in middeleeuwen en welke taak had iedere stand?
Slide 5 - Open vraag
Standensamenleving
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
De eerste stand bestond uit de geestelijkheid. De taak die zij van God hadden gekregen was bidden voor het volk!
Tot de geestelijkheid behoren monikken, bischoppen, priesters, nonnen en natuurlijk de paus.
De tweede stand was de adel. Dit waren rijke mensen met hun eigen land (vaak in leen gekregen van de koning). Zij konden met hun geld een goede wapenuitrusting kopen. Als sterke ridders moesten zij de koning helpen en de mensen op hun land bescheremen.
De derde stand waren de boeren (en burgers). Binnen deze stand waren sommigen rijk, maar de meeste waren erg arm. Ze waren geboren in de derde stand en dat was omdat god het zo wilde. Ze moesten hard werken, hadden veel plichten en weinig rechten.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
In en om het kasteel
Het huis van een edelman werd nogal eens aangevallen. Daarom liet hij om zijn huis een muur en vaak ook een gracht maken. Langzaam werd het huis verbouwd tot een kasteel.
Hoe leefden mensen in en om het kasteel? Hoe was de samenleving ingedeeld?
Slide 10 - Tekstslide
Van kasteel tot stad
Een kasteel kon zo een dorp worden. En als er veel marktlui kwamen wonden, kon het een stad worden. Er was wel een probleem: de kasteelmuren. Die zorgden ervoor dat iedereen in kleine huizen woonden rondom het kasteel woonden.
Een oplossing was om extra muren te maken: stadsmuren met een stadspoort.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
In en om het kasteel
Het huis van een edelman werd nogal eens aangevallen. Daarom liet hij om zijn huis een muur en vaak ook een gracht maken. Langzaam werd het huis verbouwd tot een kasteel.
Hoe leefden mensen in en om het kasteel? Hoe was de samenleving ingedeeld?
Slide 13 - Tekstslide
Het domein
Door die onveiligheid (oorzaak) ontstonden er beveiligde dorpen (gevolg).
Een dorp met landbouwgrond heette een domein.
De leenman, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.
Hij woonde soms in een houten kasteel en soms in een grote boerderij.
Vrije boeren 'verkochten' zichzelf aan de leenman om bescherming te krijgen, ze werden horigen.
Let op, kastelen in de vroege middeleeuwen waren van hout en een kasteel in die tijd was vaak niet meer dan een grote toren. Dat is dus iets anders dan de grote kastelen van steen die wij nu nog kennen. Het kasteel was vaak op een heuvel gebouwd, dan had de leenman veel overzicht en was hij veiliger.
Slide 14 - Tekstslide
Het kasteel was niet meer dan een versterkte wachttoren. Hier woonde de leenheer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden zoals bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de leenheer. De wapenuitrusting moesten ze dan zelf betalen.
De akkers van de leenheer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was.
De grote boerderij (hoeve) is van de leenheer. Hier woonde de leenheer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast de boerderij woonden de horige boeren als er gevaar dreigde, zoals oorlog.
Bij het grote boerderij waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten de veilige muren
Het domein was eigendom van de heer die daar met zijn horigen woonde. Het domein was een dorp dat helemaal voor zichzelf kon zorgen, zij hadden dus niemand anders nodig.
Op het domein waren de huizen van hout gemaakt. Het enige gebouw dat van steen gebouwd was, was de kerk. Geloof was voor de mensen in de middeleeuwen namelijk erg belangrijk en ik Europa was bijna iedereen christelijk.
Slide 15 - Tekstslide
Veel plichten, weinig rechten
Iedereen op het domein van de leenman hoorde bij het domein.
De boeren werden horigen van de leenman: ze moesten gehoorzaam zijn en waren zijn eigendom.
Om op de grond van de leenman te wonen, moest je belasting betalen.
De horigen waren ook verplicht om herendiensten(klusjes)te doen.
Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen.
Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
De standensamenleving
Op de domeinen ontstond een samenleving waarin iedereen zijn eigen plek en taak van god had gekregen:
Geestelijken (bidden voor de boeren en de adel)
Adel (vechten om de geestelijken en de boeren te beschermen )
Boeren (werken op het land om de geestelijken en adel te voeden)
De wereld was in de middeleeuwen daarom erg overzichtelijk. Je behoorde tot een stand, je wist wat jouw taken waren en je leefde op een domein.
Slide 18 - Tekstslide
Het drieslagstelsel
Als landbouwgrond elk jaar wordt gebruikt, dan wordt de grond onvruchtbaar, waardoor de oogst steeds minder wordt.
Met het drieslagstelsel werd de grond verdeeld in drie stukken, waarbij elk jaar één stuk grond niet gebruikt werd (braak).
Hierdoor kon de grond herstellen en werd de opbrengst hoger. Een belangrijke verandering dus!
Slide 19 - Tekstslide
Braak
🐄
Zomergraan
🏖
Hoe werkt het drieslagstelsel?
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Het land werd in drie stukken verdeeld. Ieder jaar was er een stuk waarop zomergraan werd verbouwd, een stuk waar wintergraan op werd verbouwd en een stuk dat braak lag.
Slide 20 - Tekstslide
0
Slide 21 - Video
Teken het domein
Je bedenkt wat er allemaal nodig is op een domein. Dus: aan welke eisen moet een domein voldoen om een domein te kunnen zijn?
Gebruik hierbij je bronnen die je gekregen hebt. Markeer alles wat op of om het domein aanwezig moet zijn.
Teken een middeleeuws domein. Gebruik daarvoor het A3-papier dat je gekregen hebt.
Dit doe je in de vorm van een plattegrond met een legenda.
Hints: Molen, huis van de heer, boomgaard, kerk, smit, landerijen, huizen van de horigen, stallen, bierbrouwerij, visvijver
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Het domein
Slide 24 - Tekstslide
Een domein bestond uit een grote boerderij/ houten toren waarin de leenman woonde. Daaromheen waren de huizen van de horigen en andere arbeiders. Om het domein was vaak een muur gebouwd met daaromheen weer een gracht, dit zorgde ervoor dat de bewonders zich veilig konden terugtrekken bij een aanval. Buiten de muren was de landbouwgrond en graasden de dieren.